Verdienen en uitgeven les 9/10

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsmarkt

Slide 4 - Tekstslide

In een land zijn veel verschillende plekken waar je kunt werken. Er zijn ook veel verschillende mensen, met ieder hun eigen talenten en interesses. De bedrijven en overheid vragen voortdurend om zich heen of er mensen bij hen willen werken. De verschillende mensen bieden aan om bij bedrijven of de overheid te werken. 

Alle plekken waar je kunt werken en alle mensen die werk hebben of willen werken, noemen we de arbeidsmarkt. Op de arbeidsmarkt hebben we een vraagkant (de bedrijven vragen naar werknemers) en een aanbodkant (personen bieden hun werk en hun tijd aan).
Van een ruime naar een krappe arbeidsmarkt.
Ruime arbeidsmarkt
  • Aanbod van arbeid is groter dan de vraag. 

Krappe arbeidsmarkt
  • Vraag naar arbeid is groter dan het aanbod. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economische conjunctuur

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjunctuur

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recessie & depressie

De groei van de effectieve vraag kan ook negatief worden.


Als de groei twee kwartalen of langere achtereen een negatieve groei vertoont, spreken we van een recessie.


Een langdurige recessie heet een depressie.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de conjunctuurklok van het cbs
er zijn veel indicatoren die iets zeggen over de stand van de economie. 
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laat deze iedere maand zien in de conjunctuurklok

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

conjunctuurindicatoren:
vooruitlopend, gelijklopend, achterlopend op de effectieve vraag

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geaggregeerde vraag 
 
De geaggregeerde vraag is de totale hoeveelheid goederen en diensten die consumenten producten, overheid en buitenland in een jaar willen kopen. 

Er bestaat een negatief verband tussen het algemeen prijspeil (CPI) en de omvang van de geaggregeerde vraag. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geaggregeerd aanbod
Het geaggregeerde aanbod of macroaanbod is de totale hoeveelheid goederen en diensten die bedrijven in een jaar aanbieden. 

De geaggregeerde aanbodlijn geeft weer hoe het macro economische aanbod afhangt van het prijspeil.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Procyclisch (meegaand met conjunctuur)

Bijvoorbeeld: Inkomen, aantal verkochte huizen, bedrijfswinsten, industriële productie 
Anticyclisch (gaat tegen conjunctuur in) 

Bijvoorbeeld: Werkloosheid, deze verloopt tegen de conjunctuur in. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anticyclisch conjunctuurbeleid:
  • Bestedingen laagconjunctuur stimuleren
  • Bestedingen tijdens hoogconjunctuur afremmen
Procyclisch conjunctuurbeleid:
  • Conjunctuurbeleid wordt gestimuleerd in plaats van afgeremd

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§ 6.5 conjunctuur en de overheid

Welke invloed kan de overheid hebben op de economie?


Kernbegrip:

- anti/procyclisch 

conjunctuurbeleid


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Automatische stabilisatoren

Welke automatische stabilisatoren maken de conjunctuurbeweging minder heftig?


Kernwoorden:

- sociale uitkeringen

- progrssief belastingstelsel

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I: een toename van het overheidstekort heeft een procyclisch effect op de conjunctuur
II: het overheidstekort neemt tijdens laagconjunctuur af
A
beiden juist
B
beiden onjuist
C
I: juist, II: onjuist
D
I: onjuist, II: juist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De overheid wil geen recessie en juist de economie stimuleren.
Wat moeten ze NIET doen?
A
Investeren in onderwijs
B
De belasting verhogen
C
Meer geld besteden aan infrastructuur
D
Subsidie geven aan vernieuwende bedrijven

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens een recessie neemt de staatsschuld in de meeste gevallen:
A
Toe
B
Af
C
Blijft gelijk

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is er sprake van een recessie?
A
Oplopende groei onder de trend
B
Afnemende groei onder de trend
C
Oplopende groei boven de trend
D
Afnemende groei boven de trend

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het verschil tussen recessie en depressie ...
A
Recessie is minder erg
B
Recessie is 2 kwartalen krimp en depressie 3 kwartalen krimp
C
In beide gevallen daalt het reële BBP

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er verstaan onder de automatische stabilisatoren
A
Progressieve inkomstenbelasting en overheidsbestedigen
B
Overheidsbestedigen en sociale uitkeringen
C
Overheidsbestedigen en progressieve belastingen
D
Progressieve inkomstenbelasting en sociale uitkeringen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het verhogen van de uitgaven in een periode van ... is een voorbeeld van procyclisch conjunctuurbeleid.
A
Laagconjunctuur
B
Hoogconjunctuur

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is hoogconjunctuur. De overheid voert een procyclisch beleid. Welke maatregel zullen ze nemen?
A
Belasting verhogen
B
Rente verhogen
C
Overheidsuitgaven verlagen
D
Rente verlagen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We zitten in hoogconjunctuur. De overheid kiest ervoor om de belasting te verlagen. Wat voor soort beleid is dit?
A
Anticyclisch
B
Procyclisch

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke variabelen zijn procyclisch?
A
Bedrijfinvesteringen
B
Werkloosheid
C
Belastinginkomsten van de overheid
D
Afzet van bedrijven

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste automatische stabilisatoren in een economische neergang.
A
werkloosheidsuitkeringen
B
degressief belastingstelsel
C
hypotheekrenteaftrek
D
export

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het verhogen van de belastingen in een periode van laagconjunctuur is een voorbeeld van
A
anticyclisch conjunctuurbeleid
B
procyclisch conjunctuurbeleid

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Terwijl de economie nog lang niet is hersteld van de crisis, wordt de rente verhoogd.
A
Deze maatregel heeft een procyclisch effect
B
Deze maatregel heeft een anticyclisch effect
C
Deze maatregel heeft geen effect op de conjunctuur

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de praktijk is de werking van anticyclisch begrotingsbeleid vaak procyclisch. Wat is geen reden?
A
de timing is lastig
B
door onze open economie
C
niet populair bij verkiezingen
D
door de lage rente

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de plotselinge neergang van de economie wil de overheid bezuinigen, omdat het land zijn rente en aflossing anders niet meer kan betalen. Dit is een voorbeeld van ...
A
automatische conjunctuurstabilisatie
B
procyclisch beleid
C
anticyclisch beleid
D
averechtse selectie

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies