Verdienen en uitgeven H4 Goede tijden slechte tijden

Verdienen & Uitgeven
Hoofdstuk 4: Goede tijden, slechte tijden
4.1 Hoogconjunctuur en laagconjunctuur
4.2 Conjunctuurindicatoren
4.3 Begrotingsbeleid
4.4 Monetair beleid

    1 / 27
    volgende
    Slide 1: Tekstslide
    EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

    In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

    time-iconLesduur is: 60 min

    Onderdelen in deze les

    Verdienen & Uitgeven
    Hoofdstuk 4: Goede tijden, slechte tijden
    4.1 Hoogconjunctuur en laagconjunctuur
    4.2 Conjunctuurindicatoren
    4.3 Begrotingsbeleid
    4.4 Monetair beleid

      Slide 1 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      4.1 Hoog- 
      conjunctuur
      en laag-
      conjunctuur

      Slide 2 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      Arbeidsmarkt

      Slide 3 - Tekstslide

      In een land zijn veel verschillende plekken waar je kunt werken. Er zijn ook veel verschillende mensen, met ieder hun eigen talenten en interesses. De bedrijven en overheid vragen voortdurend om zich heen of er mensen bij hen willen werken. De verschillende mensen bieden aan om bij bedrijven of de overheid te werken. 

      Alle plekken waar je kunt werken en alle mensen die werk hebben of willen werken, noemen we de arbeidsmarkt. Op de arbeidsmarkt hebben we een vraagkant (de bedrijven vragen naar werknemers) en een aanbodkant (personen bieden hun werk en hun tijd aan).
      Van een ruime naar een krappe arbeidsmarkt.
      Ruime arbeidsmarkt
      • Aanbod van arbeid is groter dan de vraag. 

      Krappe arbeidsmarkt
      • Vraag naar arbeid is groter dan het aanbod. 

      Slide 4 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      Economische conjunctuur

      Slide 5 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      Laagconjunctuur
      (bij hoogconjunctuur is alles precies andersom)
         bestedingen lopen terug / vraaguitval
      (consument is voorzichtig, meer sparen)
      -> productie loopt terug
      -> minder mensen nodig (worden te duur) 
      -> conjuncturele werkloosheid
      -> meer aanbod van arbeidskrachten --> lonen dalen iets
      -> lagere inflatie (want minder vraag naar producten) of zelfs deflatie (daling van de prijzen)
           soms buitenland ook in een dip -> export daalt, is ook vraaguitval

      Slide 6 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      Recessie & depressie

      De groei van de effectieve vraag kan 

      ook negatief worden.


      Als de groei twee opeenvolgende kwartalen of langer achtereen een negatieve groei vertoont, spreken we van een recessie.

      Een langdurige recessie heet een depressie (jaren lang).

      Slide 7 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      4.2 Conjunctuurindicatoren
      Stand van de economie:
      1. Vertrouwensindicatoren (producenten & consumenten)
      2. Economische indicatoren (bbp, consumptie, uitvoer en investeringen)
      3. Arbeidsmarktindicatoren (werkgelegenheid, werkloosheid en vacatures)

      Slide 8 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      de conjunctuurklok van het cbs
      er zijn veel indicatoren die iets zeggen over de stand van de economie. 
      het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laat deze iedere maand zien in de conjunctuurklok


      Slide 9 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      4.3  Begrotingsbeleid

      Anticyclisch conjunctuurbeleid:
      • Bestedingen tijdens laagconjunctuur stimuleren (d.m.v.belasting verlaging of extra overheidsuitgaven)
      • Bestedingen tijdens hoogconjunctuur afremmen (precies andersom)

      Procyclisch conjunctuurbeleid:
      • Conjunctuur (hoog/laag) wordt gestimuleerd in plaats van afgeremd        

      uitleg: zie volgende slide 

      Slide 10 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      Anti-cyclisch begrotingsbeleid
      In een periode van onderbesteding zal de overheid:
      - Eigen uitgaven vergroten --> meer vraag --> meer productie nodig --> meer arbeiders nodig --> conjuncturele werkloosheid daalt. 
      - Belastingen verlagen --> consumenten houden meer inkomen over --> meer vraag --> meer productie --> meer arbeiders --> daling conjuncturele werkloosheid 

      Slide 11 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      conjunctuur en de overheid

      Welke invloed kan de overheid hebben op de economie?



      - Anti / Procyclisch 

      conjunctuurbeleid


      Slide 12 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      Automatische stabilisatoren

      Welke automatische stabilisatoren maken de conjunctuurbeweging minder heftig?


      - sociale uitkeringen (mensen kunnen blijven besteden met een uitkering, wanneer ze hun baan kwijt zijn)

      - progressief belastingstelsel (bij loonstijging

      een hoger % belasting betalen waardoor relatief een 

      kleiner deel van het inkomen uitgegeven kan worden)

      Slide 13 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      4.4  Monetair beleid
      Europese Centrale Bank (ECB) is de bank van de Eurozone.
      Beleid is gericht op prijsstabiliteit in de Eurozone.
      Doel: hoogte van de inflatie ongeveer 2%.  Waarom?
                 Hoge inflatie is ongewenst (>2%): koopkracht inkomens en waarde spaargeld daalt;
                 slechtere concurrentie positie t.o.v. buitenland.
                 Deflatie is ongewenst: bestedingen worden uitgesteld omdat producten goedkoper
                 worden. 
      Hoe inflatie/deflatie voorkomen? ECB beïnvloedt prijspijl door geldhoeveelheid te beïnvloeden.                                                             Hoe dan? Via de hoogte van de rente: Hoge rente: meer sparen en minder lenen/uitgeven --> minder vraag/bestedingen-> lage pr
      Lage rente: minder sparen en meer lenen --> meer vraag/bestedingen -> hogere prijzen

      Slide 14 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      De overheid wil geen recessie en juist de economie stimuleren.
      Wat moeten ze NIET doen?
      A
      Investeren in onderwijs
      B
      De belasting verhogen
      C
      Meer geld besteden aan infrastructuur
      D
      Subsidie geven aan vernieuwende bedrijven

      Slide 15 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Tijdens een recessie neemt de staatsschuld in de meeste gevallen:
      A
      Toe
      B
      Af
      C
      Blijft gelijk

      Slide 16 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Het verschil tussen recessie en depressie ...
      A
      Recessie is minder erg
      B
      Recessie is 2 kwartalen krimp en depressie 3 kwartalen krimp
      C
      In beide gevallen daalt het reële BBP

      Slide 17 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Wat wordt er verstaan onder de automatische stabilisatoren
      A
      Progressieve inkomstenbelasting en overheidsbestedigen
      B
      Overheidsbestedigen en sociale uitkeringen
      C
      Overheidsbestedigen en progressieve belastingen
      D
      Progressieve inkomstenbelasting en sociale uitkeringen

      Slide 18 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Het verhogen van de uitgaven in een periode van ... is een voorbeeld van procyclisch conjunctuurbeleid.
      A
      Laagconjunctuur
      B
      Hoogconjunctuur

      Slide 19 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Er is hoogconjunctuur. De overheid voert een procyclisch beleid. Welke maatregel zullen ze nemen?
      A
      Belasting verhogen
      B
      Rente verhogen
      C
      Overheidsuitgaven verlagen
      D
      Rente verlagen

      Slide 20 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      We zitten in hoogconjunctuur. De overheid kiest ervoor om de belasting te verlagen. Wat voor soort beleid is dit?
      A
      Anticyclisch
      B
      Procyclisch

      Slide 21 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Kies de juiste automatische stabilisatoren in een economische neergang.
      A
      werkloosheids uitkeringen
      B
      degressief belastingstelsel
      C
      hypotheekrenteaftrek
      D
      export

      Slide 22 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Het verhogen van de belastingen in een periode van laagconjunctuur is een voorbeeld van
      A
      anticyclisch conjunctuurbeleid
      B
      procyclisch conjunctuurbeleid

      Slide 23 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Door de plotselinge neergang van de economie wil de overheid bezuinigen, omdat het land zijn rente en aflossing anders niet meer kan betalen. Dit is een voorbeeld van ...
      A
      automatische conjunctuurstabilisatie
      B
      procyclisch beleid
      C
      anticyclisch beleid
      D
      averechtse selectie

      Slide 24 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      minder
      koopkracht
      conjuncturele
      werkloosheid
      2.
      3.
      4.
      er wordt minder geproduceerd
      vraag naar producten daalt
      werkgelegenheid daalt

      Slide 25 - Sleepvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Laagconjunctuur
      Hoogconjunctuur
      Conjuncturele werkloosheid
      Onderbesteding
      Krappe arbeidsmarkt
      Bestedingsinflatie

      Slide 26 - Sleepvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      conjuncturele werkloosheid
      Structurele werkloosheid
      banen die naar goedkopere landen verdwijnen
      vervangen door computers
      afhankelijk van golven economie

      Slide 27 - Sleepvraag

      Deze slide heeft geen instructies