In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Kan ik een goed betoog schrijven?
Slide 1 - Poll
Wat is hét kenmerk v/e betoog?
Een tekst waarbij de schrijver zijn (lezers)publiek wil overtuigen.
Slide 2 - Open vraag
Leerdoelen
Je leert wat een betoog is.
Je leert wat een goede opbouw is van een betoog.
Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging.
Je leert een betoog schrijven.
Slide 3 - Tekstslide
Opbouw van een betoog
Inleiding met stelling en standpunt.
Kern met argumentatie
- twee argumenten voor
- één argument tegen met weerlegging
Slot (conclusie)
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst.
Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!
Slide 7 - Tekstslide
INLEIDING
- Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
- Uitdagende openingszin
- Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
- Anekdote
- Persoonlijke ervaring
- Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
- Eindigen met je stelling en standpunt
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.
Slide 8 - Tekstslide
Wat zet je nietin de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog (stelling, betoog)
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...'
- Beginnen met 'ik' doe je NOOIT
Slide 9 - Tekstslide
Inleiding
blz. 114 boek B.
Opdracht 1.1 en 1.2
Slide 10 - Tekstslide
SLOT
Herhaling van de stelling
Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
Toekomstverwachting
Je mag ook een combinatie maken!
Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie
Slide 11 - Tekstslide
SLOT (vervolg)
Je kunt kiezen voor een 'uitsmijter' als laatste zin, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer. Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!
Slide 12 - Tekstslide
MIDDENSTUK:
Verdeel het in minimaal drie alinea's (ongeveer gelijke lengte)
Per alinea één argument (2X) (incl. toelichting en voorbeeld) één tegenargument + weerlegging
Licht dit argument toe met voorbeelden, onderzoeksresultaten, citaten van deskundigen, etc.. Haal dit uit de brontekst die bij het examen wordt meegeleverd.
Slide 13 - Tekstslide
Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument
Slide 14 - Quizvraag
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen; nu heeft hij een flinke studievertraging opgelopen!
Wat is het argument in bovenstaande argumentatie?
A
Marcus heeft een flinke studievertraging opgelopen.
B
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen.
Slide 15 - Quizvraag
[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt
Slide 16 - Quizvraag
Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.
Voorbeeld:
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).
Slide 18 - Tekstslide
Voordat je begint met schrijven..
Maak een argumentenschema
Maak een schrijfplan
Het is niet verplicht, maar maakt het schrijven makkelijker.
Slide 19 - Tekstslide
Richtlijnen betoog (vervolg):
Vul voor je begint het schrijfplan zo volledig mogelijk in, zie bijvoorbeeld blz. 115 boek B.
TIP: bij het uiteindelijk schrijven van je betoog begin dan eerst met de kern, daarna met de inleiding en vervolgens met het slot. Eindig je betoog met een pakkende titel.
Deze onderdelen vormen een goede basis voor je uiteindelijke betoog.
Slide 20 - Tekstslide
OOK NOG BELANGRIJK:
Let op spelling en interpunctie.
Controleer dit altijd, loop elke zin goed door.
Als je mensen, tijdschriften of kranten citeert, geef dan altijd de juiste bronvermelding tussen haakjes (zie blz. 99 uit NN Deel B!)
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht: Schrijf een betoog
Gebruik 1 van onderstaande stellingen:
Leraren hebben een taak in de opvoeding.
Gewelddadige games moeten verboden worden.
Het maken van reclames voor alcohol moet worden verboden.
Alle energie moet voortaan zonne-energie zijn.
Nederland moet zich losmaken van de Europese Unie.
Appen op de fiets moet verboden worden.
Middelbare scholieren moeten gratis gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer.
Abortus moet verboden worden.
Iedereen moet orgaandonor zijn.
De Nederlandse overheid moet de verkoop van tabakswaren verbieden.
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte.
Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Video
Argumentatiestructuren
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen:
enkelvoudige argumentatie
meervoudige argumentatie
onderschikkende argumentatie
Meervoudige en onderschikkende argumentatie
Slide 26 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid.
Slide 27 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Meervoudige argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Slide 28 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Het is slecht voor je gezondheid.
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je lever.
Slide 29 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Meervoudige en onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is slecht voor je lever.
Je kunt niet adequaat reageren.
Slide 30 - Tekstslide
Vorige les
Opbouw betoog
Argumenteren
Argumentatiestructuren
Inleiding -> introduceer het onderwerp en eindig met je standpunt