Les 10 Voorbereiden TW2

VOORBEREIDEN TW2
Schrijf de open vragen op papier.
Maak een foto en lever de opdracht in.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VOORBEREIDEN TW2
Schrijf de open vragen op papier.
Maak een foto en lever de opdracht in.

Slide 1 - Tekstslide

Oplossen van zouten 
Indampen van een zout oplossing
  • oplossen van bariumnitraat
  • Ba(NO3)2 (s) → Ba2+(aq) + 2 NO3-(aq)
  • indampen van aluminium-ethanoaat oplossing
  • Al3+(aq) + 3 CH3COO-(aq) → Al(CH3COO)3 (s)
  • ipv ethanoaat staat er soms ook acetaat

Slide 2 - Tekstslide

Geef de indampvergelijking van een oplossing van kalkwater.

Slide 3 - Open vraag

Indampen van een zout oplossing
Geef de indampvergelijking van een oplossing van kalkwater.


  •   kalkwater is een oplossing van calciumhydroxide       in water
  • Ca2+ (aq) + 2 OH-(aq) → Ca(OH)2 (s)   

Slide 4 - Tekstslide

Welke zoutoplossingen moet je samenvoegen op het zout loodhydroxide te krijgen?
A
loodjodide met kaliumhydroxide
B
loodnitraat met natriumhydroxide
C
loodsulfide met kaliumhydroxide
D
loodnitraat met aluminiumhydroxide

Slide 5 - Quizvraag

Geef de oplosvergelijking van het zout kaliumcarbonaat.

Slide 6 - Open vraag

Geef de verhoudingsformule van calciumethanoaat?

Slide 7 - Open vraag

Verhoudingsformule calciumethanoaat
  •  ethanoaat: zie tabel 66B
  • calcium: Ca2+ (aq)
  • ethanoaat: CH3COO-(aq)
  • verhouding is 1 : 2
  • formule: Ca(CH3COO)2 (s)

Slide 8 - Tekstslide

Leg duidelijk uit hoe je kunt onderzoeken of steenzout verontreinigd is met watervrij bitterzout. (neerslag). Geef ook de neerslagreactie.

Slide 9 - Open vraag

  • Eerst beide zouten oplossen (oplossing een kleur??)
  • Voeg een zout oplossing toe die met het ene negatieve ion wel en met het andere negatieve ion geen neerslag vormt en voeg die toe, bijvoorbeeld bariumnitraat.
  • Het barium ion vormt een neerslag met het sulfaat ion en niet met het chloride ion.
  • Als er een neerslag vormt dan is steenzout verontreinigd met magnesiumsulfaat (bitterzout).
  • Ontstaat er geen neerslag dan is steenzout niet verontreinigd met magnesiumsulfaat (bitterzout).
  • Ba2+(aq) + SO42-(aq) → BaSO4 (s)

Slide 10 - Tekstslide

Klei bevat onder andere Koaliniet:

Bereken het massapercentage zuurstof in Koaliniet.

Al2Si2O9H4

Slide 11 - Open vraag

  • Formule koaliniet: Al2Si2O9H
  • atoommassa O = 9 x O = 9 x 16 = 144 u (of g/mol)
  • atoommassa kaloaniet:
  • 2 x Al + 2 x Si + 9 x O + 4 x H
  • 2 x 26,98 + 2 x 28,09 + 144 + 4 x 1,008 = 258,172 u
  • m% = deel / geheel x 100 % 
  •         = 144 / 258,172 x 100% = 55,8%

Slide 12 - Tekstslide

Tessa lost 25 millimol aluminiumsulfaat volledig op in water en vult dit in een maatcylinder verder aan met water tot 500 mL oplossing. Bereken de concentratie aluminium- en sulfaat ionen in de oplossing die Tessa heeft klaargemaakt.

Slide 13 - Open vraag

  • Eerst gaan we de stof oplossen.
  • Al2(SO4)3 (s) → 2 Al3+ (aq) + 3 SO42- (aq)
  • molverhouding = 1 : 2 : 3
  • [Al3+] = 2 x 25 mmol per 500 mL = 0,1 mmol/mL = 0,1 mol/L
  • [SO42-] = 3 x 25 mmol per 500 mL = 0,15 mmol/mL = 0,15 mol/L

Slide 14 - Tekstslide

Welke van de onderstaande zout-oplossingen zal een slecht oplosbaar zout vormen na mengen met een oplossing van:
MgBr2
A
een oplossing van ijzer(II)nitraat
B
een oplossing van zinkethanoaat
C
een oplossing van calciumhydroxide
D
een oplossing van bariumjodide

Slide 15 - Quizvraag

Welke twee zoutoplossigen geven na mengen en filtreren een filtraat dat zeker een gele kleur heeft?
A
ijzer(III)sulfaat met kaliloog
B
ijzer(III)sulfaat met bariumnitraat
C
ijzer(III)nitraat met natronloog
D
ijzer(III)nitraat met aluminiumsulfaat

Slide 16 - Quizvraag

In 1 L water kan maximaal 9,9 g lood(II)chloride oplossen. Bereken de molariteit van de ionen in de oplossing.
Noteer je antwoord als [Pb2+] = ... M en [Cl-] = ... M

Slide 17 - Open vraag

  • Eerst gaan we de stof oplossen.
  • PbCl2 (s) → Pb2+ (aq) + 2 Cl- (aq)
  • Vervolgens het aantal mol/L loodchloride uitrekenen.
  • Nu gaan we de molmassa bepalen van lood(II)chloride: 278,1
  • aantal mol loodchloride = 9,9 : 278,1 = 0,036 mol
  • Die hoeveelheid zit in 1 L dus 0,036 mol/L
  • De verhouding PbCl2 : Pb2+ : Cl- = 1 : 1 : 2
  • [Pb2+] = 0,036 mol/L = 0,036 M
  • [Cl-] = 2 x 0,036 = 0,071 mol/L = 0,071 M

Slide 18 - Tekstslide

De formule van Jarosiet is


Beredeneer welke lading het ijzer ion in Jarosiet heeft.

KFe3(SO4)2(OH)6

Slide 19 - Open vraag

  • K    Fe3     (SO4)2      (OH)6
  • 1+      ?          2-             1-
  •                      x 2           x 6
  • 1+      ?          4-            6-
  • totaal - lading = 10 -
  • dus totaal + lading = 10+
  • Dus voor Fe houd je 9+ over
  • Je hebt 3 Fe met een lading van 9+
  • Dus de lading van 1 Fe = 9+ : 3 = 3 +

Slide 20 - Tekstslide

Bereken hoeveel gram CO2 er vrij komt bij 50,0 liter benzine verbranden. Bij de volledige verbranding van benzine ontstaat koolstofdioxide en water, volgens de reactievergelijking:

2C8H18+25O2
16CO2+18H2O

Slide 21 - Open vraag

  • dichtheid benzine = 0,72 x 103 kg/m3 
  • 50 L = 50 dm3 = 0,05 m3
  • massa benzine = 0,05 x 0,72 x 103= 36 kg = 36000 g
  • molmassa benzine = 114,224 
  • mol benzine = 36.000 : 114,224 = 315 mol
  • verhouding = 2 : 16 = 1 : 8 
  • dus 8 x 315 = 2521 mol CO2
  • molmassa CO2 = 44,010
  • massa CO2 = 2521 x 44,010 = 110.965 g = 1,1 x 105 g

Slide 22 - Tekstslide

EINDE
VOORBEREIDEN TW2

Slide 23 - Tekstslide