Leesvaardigheid: Signaalwoorden en tekstverbanden

Terugblik
Huiswerk bespreken

timer
3:00
Schrijf de antwoorden in jouw schrift:
1. Noem een tekstverband
2. Bedenk bij dit tekstverband 2 signaalwoorden
3. "maar" hoort bij welk tekstverband?    

(Log in + pak jouw LWB en schrift)
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Terugblik
Huiswerk bespreken

timer
3:00
Schrijf de antwoorden in jouw schrift:
1. Noem een tekstverband
2. Bedenk bij dit tekstverband 2 signaalwoorden
3. "maar" hoort bij welk tekstverband?    

(Log in + pak jouw LWB en schrift)

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Huiswerk bespreken

timer
3:00
Schrijf de antwoorden in jouw schrift:
1. Oorzaak-gevolg/ conclusie/ opsomming/ tijd(volgorde)/ doel-middel/ voorwaarde
2. Bedenk bij dit tekstverband 2 signaalwoorden
3. "maar" hoort bij welk tekstverband?  Tegenstelling  

Slide 2 - Tekstslide

Signaalwoorden – je kunt ze beschouwen als de verkeersborden van je tekst

Slide 3 - Tekstslide

Aan het eind van de les
  • Weet je wat tekstverbanden zijn
  • Weet je wat signaalwoorden zijn
  • Weet je hoe belangrijk signaalwoorden zijn
  • Ken je minimaal 3 signaalwoorden bij de verschillende tekstverbanden
  • Weet je welke onderdelen jij nog extra gaat oefenen/ leren
  • Kun je gerichte acties benoemen om deze doelen alsnog te behalen: extra uitleg vragen, extra oefenen, herhalen van de leerstof, goed leren, enz.
  • Heb je tijdens de les goede inzet, concentratie en motivatie getoond om de lesstof te beheersen



Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Bespreken huiswerk
- Uitleg en samen oefenen
- Aan de slag
- Evaluatie en vragen
- Huiswerk

Slide 5 - Tekstslide

Planning komende weken
- week 42 en 43: Oefenen SE Zoekend lezen
- week 45: SE Zoekend lezen (toetsweek) = direct na herfstvakantie
- week 46 en 47: stage
- week 48, 49, 50: Oefenen SE Spelling
- week 51: SE Spelling (toetsweek)

Slide 6 - Tekstslide

En dan nu
Uitleg van de leerstof
Maak aantekeningen in jouw schrift

Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoorden
Signaalwoorden geven de lezer een seintje dat een zin of een alinea: 
  • een opsomming, 
  • een tegenstelling
  • een reden
  • een conclusie etc. geeft

Door signaalwoorden kun je de tekst beter begrijpen en kun jij zelf betere teksten schrijven.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Signaalwoorden
Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord?
  • Verbindingswoorden 

  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en/of alinea’s

Slide 11 - Tekstslide

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Voordat hij naar school gaat, poetst hij zijn tanden. 

Slide 12 - Tekstslide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Ik hou van voetbal: ten eerste is het gezond, ten tweede ben je lekker buiten en je werkt samen aan de overwinning. 

Slide 13 - Tekstslide

Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e), maar

Deze vakantiebestemming is oké, maar vind ik de vorige bestemming veel leuker!

Slide 14 - Tekstslide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Ik was veel te laat voor de les, doordat mijn zus de badkamer bezet hield en ik op haar moest wachten.

Oorzaak = wachten op zus
Gevolg = te laat in de les

Slide 15 - Tekstslide

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van, zodat

Zij leert elke avond voor haar autotheorie, zodat ze haar rijbewijs snel haalt. 

Doel = rijbewijs halen. Middel = elke avond leren

Slide 16 - Tekstslide


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Mijn broer speelt graag games, zoals Call of Duty en GTA. 

Slide 17 - Tekstslide

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers.

Ik hou van honden, omdat ze goed luisteren en je ze dingen kunt leren. 

Slide 18 - Tekstslide

Voorwaarde
Als... dan..., wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Als je goed luistert, dan weet je wat hij bedoelt. 

Slide 19 - Tekstslide

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Kortom, signaalwoorden en tekstverbanden zijn niet zo ingewikkeld als veel leerlingen vaak denken. 

Slide 20 - Tekstslide

Oefenen; onthoud jouw score

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen.
B
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
C
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 22 - Quizvraag

'verder' is een signaalwoord van opsomming.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Wat is/ zijn een signaalwoord(en) van: opsommend verband?
A
Ten eerste
B
Bijvoorbeeld
C
Zo
D
tenslotte

Slide 24 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 25 - Quizvraag

wat is een signaalwoord van: OPSOMMING
A
ook
B
maar
C
al met al
D
zoals

Slide 26 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo

Slide 27 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijdsvolgorde'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 28 - Quizvraag

Uitslag
0 fout = alles begrepen!
1 en 2 fouten = bijna alles begrepen :)
3 of meer fouten= nog extra oefenen

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? NN H2 blz. 40 t/m 45 maken: start, 1, 2, 3 (kader), 4 (basis)
Hoe? Nieuw Nederlands leerwerkboek en schrift
Tijd? 30/40 minuten + vanmiddag afronden
Hulp? Je gaat zelfstandig aan de slag. Bij vragen kom ik langs. 
Klaar? Tekstverbanden oefenen via eindexamensite.nl

Slide 30 - Tekstslide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

maar

  slecht

Slide 31 - Sleepvraag

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van conclusie
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 32 - Sleepvraag

Aan de slag!
Wat? NN cursus 1 §2 opdracht 5 t/m 8 + cursus 1 §5 opdracht 1 t/m 7
Hoe? Nieuw Nederlands leerwerkboek en schrift
Tijd? 30/40 minuten + vanmiddag afronden
Hulp? Je gaat zelfstandig aan de slag. Bij vragen kom ik langs. 
Klaar? NN online cursus 7 §9 en cursus 7 §10 maken

Slide 33 - Tekstslide

Aan het eind van de les
  • Weet je wat tekstverbanden zijn
  • Weet je wat signaalwoorden zijn
  • Weet je hoe belangrijk signaalwoorden zijn
  • Ken je minimaal 3 signaalwoorden bij de verschillende tekstverbanden
  • Weet je welke onderdelen jij nog extra gaat oefenen/ leren
  • Kun je gerichte acties benoemen om deze doelen alsnog te behalen: extra uitleg vragen, extra oefenen, herhalen van de leerstof, goed leren, enz.
  • Heb je tijdens de les goede inzet, concentratie en motivatie getoond om de lesstof te beheersen



Slide 34 - Tekstslide

Welke gerichte acties ga jij doen om deze doelen alsnog te behalen?
extra uitleg
extra oefenen
herhalen van de leerstof
goed leren
geen, want ik beheers de doelen al

Slide 35 - Poll

Hoe scoor je jouw inzet deze les?
0100

Slide 36 - Poll

Vragen?
Alles is duidelijk, ik weet wat ik moet doen
Ik heb nog een vraag, namelijk ...

Slide 37 - Poll

Welk tekstverband hoort bij het tekstverband 'tijdsvolgorde'?
A
Terwijl
B
Daarnaast
C
Toch
D
Bovendien

Slide 38 - Quizvraag

Dus dit was de herhaling over tekstverbanden.
Wat is het tekstverband?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
conclusie
D
opsomming

Slide 39 - Quizvraag

" Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden."
Wat is het tekstverband?
A
tegenstelling
B
conclusie
C
voorbeeld
D
opsomming

Slide 40 - Quizvraag

Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.
Wat is het tekstverband?
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 41 - Quizvraag

Tekstverbanden, het signaalwoord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
uitleggend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 42 - Quizvraag