Hoofdstuk 4 - Quiz
Wat zie je hier?
A
Duitsland valt Polen binnen
B
Groot-Brittanie en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog
C
Hitler lijft Oostenrijk bij Duitsland in
D
Hitler lijft Sudetenland in bij Duitsland
1 / 27
Onderdelen in deze les
Wat zie je hier?
A
Duitsland valt Polen binnen
B
Groot-Brittanie en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog
C
Hitler lijft Oostenrijk bij Duitsland in
D
Hitler lijft Sudetenland in bij Duitsland
Slide 1 - Quizvraag
Slide 2 - Tekstslide
Wat is diplomatie?
A
Overleg tussen legers
B
Overleg tussen staten
C
Overleg tussen geallieerden
Slide 3 - Quizvraag
Wanneer is een land bezet?
A
Als een land geen leider heeft
B
Als overwinnend leger volk in bedwang houd
C
Als een land wordt veroverd
D
Als de Duitsers aanvallen
Slide 4 - Quizvraag
Welk land was als eerste bezet?
A
Nederland
B
Frankrijk
C
België
D
Polen
Slide 5 - Quizvraag
Waarom lieten Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk Duitsland zijn gang gaan?
A
Ze waren bang voor Duitsland
B
Ze wilden oorlog voorkomen
C
Ze wilden oorlog voeren
D
Ze waren blij voor Duitsland
Slide 6 - Quizvraag
Tegen welk land leed Duitsland de grootste nederlaag?
A
Amerika
B
Frankrijk
C
Sovjet-Unie
D
Nederland
Slide 7 - Quizvraag
Wie was de leider van de NSB?
A
Anton Mussert
B
Adolf Hitler
C
Hannie Schaft
D
Benitto Mussolini
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de NSB?
A
De Nederlandse verzetsorganisatie
B
Het bonnensysteem tijdens de Hongerwinter
C
Een organisatie die het eens was met de nazi's
D
Een organisatie die het eens was met communisten
Slide 9 - Quizvraag
Wanneer begon de vervolging op Joodse Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog?
A
1940
B
1941
C
1942
D
1943
Slide 10 - Quizvraag
Na welke oorlog werd de Europese Unie opgericht?
A
Eerste Wereldoorlog
B
Tweede Wereldoorlog
C
Koude Oorlog
Slide 11 - Quizvraag
Hoeveel landen zitten er momenteel in de Europese Unie?
A
18
B
24
C
27
D
32
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de goede volgorde?
A
EU, EEG, EGKS, Benelux
B
EGKS, Benelux, EEG, EU
C
Benelux, EGKS, EEG, EU
D
Benelux, EGKS, EU, EEG
Slide 13 - Quizvraag
Wat betekent de afkorting EGKS?
A
Europese Gemeenschap voor Katoen en Soja
B
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
C
Eerste Gemeenschap voor Katoen en Staal
D
Eerste Gemeenschap voor Kolen en Staal
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een Blitzkrieg?
A
Snelle aanval (bliksemoorlog)
B
Snelle terugval
C
Snelheid
D
Aanval
Slide 15 - Quizvraag
Een ander woord voor collaboratie is ...
A
Vijandelijk
B
Vriendschap
C
Samenwerking
D
Geen van allen
Slide 16 - Quizvraag
Welke drie doelen heeft de Verenigde Naties?
A
vrede, gezondheid en veiligheid
B
welvaart, onderwijs en veiligheid
C
onderwijs, veiligheid en vrede
D
vrede, veiligheid en welvaart
Slide 17 - Quizvraag
Uit hoeveel landen bestond de EGKS?
A
3
B
6
C
15
D
27
Slide 18 - Quizvraag
Wie bestuurt de EU?
A
Europees Parlement
B
Europese Commissie
C
Europees Parlement en Europese Commissie
D
Europese Gemeenschap
Slide 19 - Quizvraag
Welke organisatie strijdt voor mensenrechten?
A
WWF
B
Amnesty International
C
Unicef
D
Greenpeace
Slide 20 - Quizvraag
(oud)militair die in oorlogssituaties heeft gediend in het leger noemen we ...
A
veteraan
B
Verenigde Naties (VN)
C
Amnesty International
D
alle drie
Slide 21 - Quizvraag
Wanneer herdenken we de doden van de Tweede Wereldoorlog?
A
4 mei
B
5 mei
Slide 22 - Quizvraag
Wat herdenken we op 4 mei?
A
De doden uit de Eerste Wereldoorlog
B
De doden uit de Tweede Wereldoorlog
C
De slachtoffers na de tweede wereldoorlog
Slide 23 - Quizvraag
Wat betekend vrijheid?
A
Dat je niet mag zijn wie je bent
B
Dat je mag zijn wie je bent
C
Dat je mag zijn wie je bent, net als anderen
D
Dat je mag zijn wie je bent, anderen niet
Slide 24 - Quizvraag
Wanneer vieren we Bevrijdingsdag?
A
4 mei
B
5 mei
Slide 25 - Quizvraag
Dit heb ik nog nodig
om te leren
om te leren
Slide 26 - Woordweb
Ik heb __________ geleerd voor de toets.
A
Niet zo goed
B
Een beetje
C
Goed
D
Heel erg goed
