Blok 1 Verhuizen naar de stad

Thema 5 Steden en dorpen
Blok 1 Verhuizen naar de stad

KM1
Heusinkveld/Brakke
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 Steden en dorpen
Blok 1 Verhuizen naar de stad

KM1
Heusinkveld/Brakke

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
Aan het einde van de les kun je:
  • vertellen hoe en waar veel Europese steden zijn ontstaan.
  • uitleggen wat het verschil is tussen het stadscentrum en de binnenstad.
  • de verschillen tussen een Middeleeuwse en moderne munt noemen.
  • uitleggen wat vraag en aanbod is.
  • redenen noemen waarom mensen naar de stad verhuizen.
  • vertellen in welke sectoren mensen werken.
  • vertellen wat er in het gebied rond de stad gebeurt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verschillen tussen een stad en dorp ken jij?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Van de Romeinse tijd... 
naar de middeleeuwen!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Middeleeuwen = 3e historische periode
Twee tijdvakken: 3e tijdvak: Tijd van monniken en ridders
                                4e tijdvak: Tijd van steden en staten

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Steden ontstaan
  • Meeste steden in Europa na 1000 ontstaan.
  • Voedsel over-->verkoop
  • Niet iedereen meer boer: specialisatie in bijvoorbeeld ambachten of handelaars
  • Handelaars en ambachtslieden gaan bij elkaar wonen --> steden
  • Oudste deel is binnenstad.
  • Stadscentrum drukbezocht.

Slide 8 - Tekstslide

In de volgende dia een filmpje met uitleg over het drieslagstelsel. Belangrijk om uit te leggen is dat de boeren teveel produceerden, waardoor niet iedereen meer boer hoefde te zijn. Mensen konden ambachten uit gaan oefenen (iets maken met hun handen en gereedschap). Ze hoefden niet meer bij een boerderij te wonen en bouwden huizen bij elkaar. Hier gingen ze hun producten ruilen: zo ontstond de markt en de stad. 

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Door het drieslagstelsel ontstond er
handel en nieuwe beroepen.

Waar of niet waar?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Wat is het verschil tussen de binnenstad en het stadcentrum?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Geldwisselaars waren de eerste bankiers. Waarom?
A
Zij wisselden vreemde munten en leenden geld.
B
Zij dreven handel met andere landen.
C
Zij regelen hoeveel er door een klant betaald moet worden.
D
Zij leenden geld uit tegen rente.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk!
Wat ga je doen? Je maakt opdracht 1 t/m 14 van blok 1 (thema 5).

Wanneer moet het af? Je krijgt deze les de tijd, volgende les moet het af zijn.

Hulp? 1. eerst de theorie goed lezen, gebruik eventueel internet.
            2. buurman/buurvrouw naast je vragen, dan pas je docent.

Klaar? Keuze: markeer belangrijke zinnen, popplet, Quizlet.

Tijd: Zie timer.

timer
30:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  Huiswerk bij deze les:
M: Thema blok 1 Verhuizen naar de stad
leerwerkboek blz. 6 t/m 23

m. online opdr. M: 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 2
Aan het einde van de les kun je:
  • vertellen hoe en waar veel Europese steden zijn ontstaan.
  • uitleggen wat het verschil is tussen het stadscentrum en de binnenstad.
  • de verschillen tussen een Middeleeuwse en moderne munt noemen.
  • uitleggen wat vraag en aanbod is.
  • redenen noemen waarom mensen naar de stad verhuizen.
  • vertellen in welke sectoren mensen werken.
  • vertellen wat er in het gebied rond de stad gebeurt.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Stad
Inwoners: 895.810
(Amsterdam)
Dorp
Inwoners: 19.197 
(Oirschot)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van de middeleeuwen...
naar de moderne tijd!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


"In een stad valt veel meer te beleven!"
A
Eens
B
Oneens

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stad
Winkels
Studenten
Dorp
Winkels
Basis/middelbaar

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


"Ik ga later in de stad wonen!"
A
Eens
B
Oneens

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We lezen samen !



Verschillende sectoren          
                      Bladzijde 18 en 19 in leerwerkboek 5

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhuizen naar de stad
Over dertig jaar zal ongeveer 70% van de wereldbevolking in steden leven. 

De bevolkingsdichtheid (gemiddeld aantal inwoners per vierkante meter) in een stad is hoog.


Steden worden steeds groter, hierdoor groeien steden en 
dorpen dichter naar elkaar! 
Dit noemen we agglomeratie.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Wat betekent bevolkingsdichtheid?
A
Het totaal aantal inwoners in dat op een plek woont
B
Het gemiddeld aantal inwoners dat op een plek woont
C
Het gemiddeld aantal inwoners per vierkante kilometer
D
Het gemiddeld aantal inwoners per vierkante meter

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een agglomeratie?
A
Stad waar meestal de regering van een land gevestigd is
B
Stad waaraan de omliggende dorpen vastgegroeid zijn
C
Een stad die veel groter en belangrijker is dan de tweede stad van het land
D
Een gebied waarin de omringende plaatsen met de stad verbonden zijn

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waar hoor ik thuis?
In de stad of in een dorp?
A
Stad
B
Dorp

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waar hoor ik thuis?
In de stad of in een dorp?
A
Stad
B
Dorp

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waar hoor ik thuis?
In de stad of in een dorp?
A
Stad
B
Dorp

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waar hoor ik thuis?
In de stad of in een dorp?
A
Stad
B
Dorp

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Primaire sector

Mensen die werken bij bedrijven die voedsel en grondstoffen uit de natuur halen.

(Landbouw, visserij, delfstofwinning).
Secundaire sector

Mensen die werken bij bedrijven die van de grondstoffen producten maken. 

(fabrieken, bouw bedrijven, meubelmakers)
Tertiaire sector

Mensen die werken bij bedrijven die diensten verlenen. 


(Dokter, docent, winkelmedewerkers).

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Zeynep werkt in een koekjesfabriek,
bij welke sector hoort dit?
A
Primair
B
Secundair
C
Tertiair

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Harm is een boer,
bij welke sector hoort hij?
A
Primair
B
Secundair
C
Tertiair

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Commerciële diensten
  • Sommige diensten zijn commercieel:
dat betekent dat een bedrijf winst wil maken,
bijvoorbeeld (kledingwinkels, restaurants, telecombedrijven).

  • Ook zijn er niet-commerciële diensten,
kosten en opbrengsten zijn dan even groot.
Denk bijvoorbeeld aan ziekenhuizen,
scholen, goede doelen of de overheid.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rond de stad
Aan de rand van de stad vestigen zich bedrijven die
veel ruimte nodig hebben of overlast veroorzaken
(energiecentralen, waterzuivering).
Ook ligt er vaak een landelijk gebied of platteland,
waar we kunnen recreëren
(dag strand, boswandeling, kamperen).

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk!

Je maakt de rest van de opdrachten bij blok 1 van Steden en dorpen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  Huiswerk bij dit blok
M: Steden en dorpen 
blok 1  Verhuizen naar de stad
leerwerkboek blz. 6 t/m 23
m. online opdr. M:  1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 19, 20, 
                                        22, 23, 24, 25


Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies