Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 150 min
Onderdelen in deze les
MENS EN MAATSCHAPPIJ
Les 1: Steden ontstaan!
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Waar gaat dit nieuwe boek over?
Slide 3 - Woordweb
Welke verschillen tussen stad of dorp kennen jullie al?
Slide 4 - Woordweb
Wat gaan we vandaag doen?
Grieken en Romeinen afgerond! Hoe ging de toets?
Starten met een nieuw boek: Steden en dorpen (leerwerkboek 5).
Welke onderwerpen gaan we vandaag bespreken?
Hoe steden zijn ontstaan;
Waarom (en hoe) boeren zich specialiseerden;
Waarom de behoefte aan geld groter werd.
Eerst samen aan de slag met vraag 1 en 2!
Slide 5 - Tekstslide
Van de Romeinse tijd...
naar de middeleeuwen!
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Steden ontstaan
De meeste steden in Europa zijn na het jaar 1000 ontstaan. Om de bevolking te kunnen voeden maakte de boeren gebruik van het drieslagstelsel, waardoor ze meer voedsel verbouwden dan dat ze zelf nodig hadden!
Niet iedereen hoefde meer boer te zijn! Hierdoor specialiseerde mensen zich in een ambacht, of werden handelaar. Doordat deze mensen bij elkaar kwamen te wonen, ontstond er een stad.
Het oudste deel van de stad (stadspoorten, kerken, grachten etc.) wordt de binnenstad genoemd. Het stadscentrum is de drukbezochtste plek in de stad.
Slide 8 - Tekstslide
Door het drieslagstelsel ontstond er handel en nieuwe beroepen.
Waar of niet waar?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Welk beroep is geen ambacht?
A
Schoenmaker
B
Boer
C
Timmerman
D
Smid
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen de binnenstad en het stadcentrum?
Slide 11 - Open vraag
Bekijk deze foto!
Slide 12 - Tekstslide
Dit is de toren van de Zuiderkerk.
In welke stad staat deze poort en staat deze poort in de binnenstad of het stadcentrum?
A
Amsterdam stadcentrum
B
Den Haag stadcentrum
C
Amsterdam binnenstad
D
Den Haag binnenstad
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Video
Behoefte aan geld
Door het ontstaan van markten, ontstond er meer handel, waardoor ook de behoefte aan geld toenam.
Ook handelaren uit andere steden of landen kwamen naar deze markten, maar zij hadden niet dezelfde munt! Daarom was er een geldwisselaar aanwezig. Tegen betaling wisselde hij het vreemde geld in, voor de munten in de stad. Ook leende zij geld uit voor rente! Zij waren de eerste bankiers.
Slide 15 - Tekstslide
Geldwisselaars waren de eerste bankiers. Waarom?
A
Zij wisselde vreemde
munten en leende geld.
B
Zij dreven handel met
andere landen.
C
Zij regelen hoeveel er door een
klant betaald moet worden.
D
Zij leenden geld uit tegen rente.
Slide 16 - Quizvraag
Aan het werk!
Opdracht 3 t/m 11 (blz 13 - 18)
Slide 17 - Tekstslide
MENS EN MAATSCHAPPIJ
Les 2: van dorpen naar steden
Slide 18 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Wat hebben we tijdens de vorige les ook alweer besproken?
Zijn daar nog vragen over?
Het huiswerk bespreken: opdracht 3 t/m 11 (blz. 13-18).
Wat gaan we vandaag bespreken?
Waarom verhuizen mensen naar de stad?
Wat is het verschil tussen het dorp en de stad?
Bevolkingsdichtheid + agglomeratie
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Behoefte aan geld
Door het ontstaan van markten, ontstond er meer handel, waardoor ook de behoefte aan geld toenam.
Ook handelaren uit andere steden of landen kwamen naar deze markten, maar zij hadden niet dezelfde munt! Daarom was er een geldwisselaar aanwezig. Tegen betaling wisselde hij het vreemde geld in, voor de munten in de stad. Ook leende zij geld uit voor rente! Zij waren de eerste bankiers.
Slide 21 - Tekstslide
Geldwisselaars waren de eerste bankiers. Waarom?
A
Zij wisselde vreemde
munten en leende geld.
B
Zij dreven handel met
andere landen.
C
Zij regelen hoeveel er door een
klant betaald moet worden.
D
Zij leenden geld uit tegen rente.
Slide 22 - Quizvraag
Van de middeleeuwen...
naar de moderne tijd!
Slide 23 - Tekstslide
Stad
Dorp
Inwoners: 871.873
(Amsterdam)
Inwoners: 9.440
(Monnickendam)
Slide 24 - Tekstslide
Waarom zouden mensen verhuizen van een dorp naar een stad?
Slide 25 - Open vraag
Stad
Dorp
Studenten
Winkels
Winkels
Basis/middelbaar
Slide 26 - Tekstslide
"In een stad valt veel meer te beleven!"
A
Eens
B
Oneens
Slide 27 - Quizvraag
"Ik ga later in de stad wonen!"
A
Eens
B
Oneens
Slide 28 - Quizvraag
Verhuizen naar de stad
Over dertig jaar zal ongeveer 70% van de wereldbevolking in steden leven. De bevolkingsdichtheid (gemiddeld aantal inwoners per vierkante meter) in een stad is hoog.
Steden worden steeds groter, hierdoor groeien steden en dorpen dichter naar elkaar! Dit noemen we agglomeratie.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Wat betekent bevolkingsdichtheid?
A
Het totaal aantal inwoners in dat
op een plek woont
B
Het gemiddeld aantal inwoners dat
op een plek woont
C
Het gemiddeld aantal inwoners
per vierkante kilometer
D
Het gemiddeld aantal inwoners
per vierkante meter
Slide 31 - Quizvraag
Wat is een agglomeratie?
A
Stad waar meestal de regering
van een land gevestigd is
B
Stad waaraan de omliggende
dorpen vastgegroeid zijn
C
Een stad die veel groter en belangrijker
is dan de tweede stad van het land
D
Een gebied waarin de omringende
plaatsen met de stad verbonden zijn
Slide 32 - Quizvraag
Aan het werk!
Oefenblad bevolkingsdichtheid
huiswerk: opdracht 12 t/m 15 (19-21)
Slide 33 - Tekstslide
MENS EN MAATSCHAPPIJ
Les 3: verschillende sectoren
Slide 34 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Wat hebben we tijdens de vorige les ook alweer besproken?
Zijn daar nog vragen over?
Het huiswerk bespreken: opdracht 12 t/m 15 (19-21)
Wat gaan we vandaag bespreken?
Hoe kunnen we werk opdelen in verschillende sectoren?
Wat is het verschil tussen commerciële en niet-commerciële bedrijven?
Waarom liggen sommige bedrijven aan de rand van de stad?
Slide 35 - Tekstslide
Waar hoor ik thuis? In de stad of in een dorp?
A
Stad
B
Dorp
Slide 36 - Quizvraag
Waar hoor ik thuis? In de stad of in een dorp?
A
Stad
B
Dorp
Slide 37 - Quizvraag
Waar hoor ik thuis? In de stad of in een dorp?
A
Stad
B
Dorp
Slide 38 - Quizvraag
Waar hoor ik thuis? In de stad of in een dorp?
A
Stad
B
Dorp
Slide 39 - Quizvraag
Tertiaire sector
Mensen die werken bij bedrijven die diensten verlenen.
(Dokter, docent, winkelmedewerkers).
Secundaire sector
Mensen die werken bij bedrijven die van de grondstoffen producten maken.
(fabrieken, bouw bedrijven, meubelmakers)
Primaire sector
Mensen die werken bij bedrijven die voedsel en grondstoffen uit de natuur halen.
(Landbouw, visserij, delfstofwinning).
Slide 40 - Tekstslide
Zeynep werkt in een koekjesfabriek, bij welke sector hoort dit?
A
Primair
B
Secundair
C
Tertiair
Slide 41 - Quizvraag
Harm is een boer, bij welke sector hoort hij?
A
Primair
B
Secundair
C
Tertiair
Slide 42 - Quizvraag
Commerciële diensten
Sommige diensten zijn commercieel: dat betekent dat een bedrijf winst wil maken, bijvoorbeeld (kledingwinkels, restaurants, telecombedrijven).
Ook zijn er niet-commerciële diensten, kosten en opbrengsten zijn dan even groot. Denk bijvoorbeeld aan ziekenhuizen, scholen, goede doelen of de overheid.
Slide 43 - Tekstslide
Rond de stad
Aan de rand van de stad vestigen zich bedrijven die veel ruimte nodig hebben of overlast veroorzaken (energiecentralen, waterzuivering).
Ook ligt er vaak een landelijk gebied of platteland, waar we kunnen recreëren (dag strand, boswandeling, kamperen).
Slide 44 - Tekstslide
Aan het werk!
huiswerk: opdracht 16 t/m 21 (22-25)
Slide 45 - Tekstslide
EXTRA
Tijd over? Opdracht 'straatnamen' (mundo - 20 min)