Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1-4
In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
EXAMEN ZORG EN WELZIJN
Slide 1 - Tekstslide
Welke persoonlijke voorbereiding tref je voordat je gaat koken
Slide 2 - Open vraag
Welk wasmiddel gebruik je om dit wasgoed te wassen
A
wolwasmiddel
B
witwasmiddel
C
fijnwasmiddel
D
bontwasmiddel
Slide 3 - Quizvraag
Welke producten zijn schoonmaakmaterialen? meerdere antwoorden goed.
A
microvezeldoekje
B
allesreiniger
C
zeem
D
stofzuiger
Slide 4 - Quizvraag
Welk soort schoonmaakmiddel zorgt ervoor dat de meeste micro-organismen doodgaan?
A
reinigingsmiddel
B
onderhoudsmiddel
C
desinfecteermiddel
D
oplosmiddel
Slide 5 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding.
Welk schoonmaakmateriaal is dit?
A
luiwagen
B
bezem
C
dweil
D
vloerwisser
Slide 6 - Quizvraag
Lees de volgende zinnen.
'Hartelijk bedankt voor uw informatieaanvraag. Middels deze e-mail stuur ik u meer informatie over de woongroep Vlinder.' In welk onderdeel van een e-mail staan deze zinnen?
A
Onderwerp
B
inleiding
C
kern
D
ondertekening
Slide 7 - Quizvraag
Wat betekent het begrip ruwschoon maken
A
het grove vuil verwijderen
B
hardhandig schoonmaken
C
klamvochtig schoonmaken
D
desinfecteren
Slide 8 - Quizvraag
Wat betekent dit pictogram?
A
strijken
B
bleken
C
drogen
D
wassen
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent dit pictogram?
A
föhnen
B
strijken
C
drogen
D
bleken
Slide 10 - Quizvraag
kijk de afbeelding.
Wat betekent dit symbool op een wasetiket?
A
strijken op hoge temperatuur
B
drogen in droogtrommel
C
wasmachine reinigen
D
professioneel reinigen
Slide 11 - Quizvraag
Wat voor soort verbranding zie je op de afbeelding
A
eerste graads
B
tweede graads
C
snijwond
D
scheurwond
Slide 12 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding.
Wat is de betekenis van dit pictogram?
Voor het reinigen van...
A
harde vloeren
B
vloerkleden
C
houten vloeren
D
zachte vloeren
Slide 13 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding.
Wat betekent dit gevaarsymbool?
A
Product kan mogelijk kankerverwekkend zijn
B
Product kan exploderen
C
Kan door inademen ernstig gevaar opleveren en dodelijk zijn.
D
Product kan gemakkelijk vlam vatten
Slide 14 - Quizvraag
In je trui zit een wasetiket met daarop een wastobbe met een horizontale streep eronder.
Wat betekent dit?
A
je moet de trui met de hand wassen
B
je moet de wasmachine maximaal tot een derde vullen
C
je mag de trui niet wassen
D
je moet de wasmachine maximaal tot de helft vullen
Slide 15 - Quizvraag
Je gaat de was strijken en opvouwen. Wat zijn voorbeelden van platgoed? Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.
A
servetten
B
theedoeken
C
t-shirt
D
zakdoeken
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een persoonsgebonden budget? (PGB)
A
Een budget dat een persoon krijgt om kleding en leuke spullen te kopen.
B
Een budget dat een persoon krijgt om van op vakantie te gaan.
C
Een budget dat een persoon krijgt om zorg en hulp in te kopen.
D
Een budget dat een persoon krijgt om boodschappen van te doen.
Slide 17 - Quizvraag
Welk wasgoed moet je strijken?
A
theedoek
B
onderlakens
C
handdoeken
D
badlakens
Slide 18 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding.
Wat voor technologisch apparaat is dit?
A
sensor
B
domotica
C
zorgrobot
D
medido
Slide 19 - Quizvraag
Welke voedingsmiddelen staan er in de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum? Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.
A
aardappels
B
kipfilet
C
olijven
D
bruine bonen
Slide 20 - Quizvraag
Welk voedingsmiddel staat er in niet de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum?
A
beschuit
B
roggebrood
C
volkoren brood
D
zilvervliesrijst
Slide 21 - Quizvraag
Wat betekent ADL?
A
algemene dagelijkse levenshandelingen
B
algemene dagelijkse levensverwachtingen
C
algemene dagelijkse levensverrichtingen
D
algemene dagelijkse levensinvullingen
Slide 22 - Quizvraag
Nederland heeft een multiculturele samenleving.
Wat betekent dat?
A
Dat er mensen met verschillende opvattingen wonen in Nederland.
B
Dat er mensen uit verschillende culturen wonen in Nederland.
C
Dat er mensen van verschillende leeftijden wonen in Nederland.
D
Dat er mensen van verschillende geslachten wonen in Nederland.
Slide 23 - Quizvraag
Je werkt in een leefstijlcentrum.
In welke sector werk je dan?
A
in de zorg
B
in het welzijnswerk
C
in het onderwijs
D
in de marketing
Slide 24 - Quizvraag
Waarvan is dit een voorbeeld?
A
grove bewegingen
B
grove motoriek
C
fijne beweging
D
kleine motoriek
Slide 25 - Quizvraag
Met wat voor soort problemen kun je terecht bij de Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa?
A
problemen met je zenuwen
B
problemen met je partner
C
problemen met je immuunsysteem
D
problemen met je eetgedrag
Slide 26 - Quizvraag
Met welke problemen kun je bij het Riagg terecht?
A
lichamelijke problemen
B
relatieproblemen
C
psychische problemen
D
opvoedingsproblemen
Slide 27 - Quizvraag
Wanneer zijn meisjes geslachtsrijp?
A
als ze menstrueren
B
als de borsten beginnen te groeien
C
als ze tiener worden
D
als ze 12 jaar zijn
Slide 28 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met testosteron?
A
een medicijn
B
een hormoon
C
een voorbehoedmiddel
D
een aandoening
Slide 29 - Quizvraag
Lees de volgende omschrijving:
'Een dieet waarbij de hoeveelheid zout beperkt is.' Welk begrip hoort bij deze omschrijving?
A
Energiebeperkt dieet
B
Calciumbeperkt dieet
C
Eiwitbeperkt dieet
D
Natriumbeperkt dieet
Slide 30 - Quizvraag
Welk punt is één van de basisregels van EHBO?
A
Koel het slachtoffer door koud water op zijn gezicht te deppen.
B
Verwijder kleding en sieraden van het slachtoffer.
C
Stel het slachtoffer gerust.
D
Blijf het slachtoffer aanspreken totdat hij bij bewustzijn komt.
Slide 31 - Quizvraag
Berend heeft de beperking dat hij zijn benen niet onder controle heeft. Wat voor soort beperking is dit?
A
een visuele beperking
B
een verstandelijke beperking
C
een auditieve beperking
D
een lichamelijk beperking
Slide 32 - Quizvraag
Wat is converseren?
A
formeel bespreken
B
gezellig praten
C
telefoneren
D
vergaderen
Slide 33 - Quizvraag
Lees de volgende omschrijving: 'Allerlei aanpassingen in huis om zaken automatisch te laten gebeuren.' Welk begrip hoort bij deze omschrijving?
A
zorgrobotica
B
ADL-hulpmiddelen
C
domotica
D
e-healthmiddelen
Slide 34 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding.
Welk schoonmaakmateriaal is dit?
A
bezem
B
luiwagen
C
vloerwisser
D
dweil
Slide 35 - Quizvraag
Met welke stof ben je voorzichtig als je een verhoogde bloeddruk hebt?