Herhalen lezen hoofdstuk 1 t/m 6

Herhalen lezen: Hoofdstuk 1 t/m 6 
Hoofdstuk 1 t/m 6 
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalen lezen: Hoofdstuk 1 t/m 6 
Hoofdstuk 1 t/m 6 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • In deze Lessonup ga je de theorie van lezen, hoofdstuk 1 t/m 6, herhalen. 


Slide 2 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken 
Hoofdzaken: De belangrijkste informatie in een tekst 
Bijzaken: Wat niet zo belangrijk is in een tekst. 

Hoofdzaken: 
-Staat meestal op voorkeursplaatsen: inleiding, slot. 
- staat vaak in een kernzin (meestal eerste of soms laatste zin van de alinea. Het kan ook de tweede zin zijn.) 

Slide 3 - Tekstslide

Tekst 1
Alle jongeren moeten op school leren programmeren, omdat dit goed is voor hun algemene ontwikkeling en noodzakelijk voor hun latere kansen op de arbeidsmarkt. Dat is het advies van Platform Onderwijs 2032 over het onderwijs van de toekomst. Digitale vaardigheden zouden nodig zijn om jongeren voor te bereiden op deelname aan de maatschappij. Mariëlle Stoelinga, universitair hoofddocent informatica in Twente, pleit voor verplichte programmeerlessen op school, zoals in Engeland en Finland al gebeurt. 

Slide 4 - Tekstslide

Op welke plek in de alinea vind je de kernzin meestal?

Slide 5 - Open vraag

Lees tekst 1: Wat is de kernzin van deze alinea?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 10 - Quizvraag

Je moet een vliegticket kopen en je hotel betalen. Bovendien heb je op reis zakgeld nodig.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 11 - Quizvraag

Als eerste moet je naar werk gaan zoeken. Daarna kun je gaan sparen.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 12 - Quizvraag

Tekst 3: Alinea 5
(..)Doordat er rond 1900 compleet nieuwe woonwijken uit de grond gestampt werden, waren er veel nieuwe straatnamen nodig. Het werd toen ook gebruikelijk om bepaalde wijken een thema mee te geven voor de straatnamen, zoals Vogelwijk (met de Merel-, Lijster - en Eksterstraat), Kruidenbuurt of Edelstenenbuurt. Ook namen van het koningshuis zijn een tijd in zwang geweest, net als die van bomen en schilders.(..)

Slide 13 - Tekstslide

Lees tekst 3 alinea 5: Welk tekstverband herken je in alinea 5?
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Vergelijkend verband

Slide 14 - Quizvraag

Lees tekst 3 alinea 5: Aan welk signaalwoord herkende je dit verband?

Slide 15 - Open vraag

Tekst 3: Alinea 7 
(..) Straten kregen dus namen om ingewikkelde routebeschrijvingen simpeler te maken en om bewoners snel te kunnen vinden in plaatsen waar het steeds drukker werd. De oudste namen ontstonden al honderden jaren gelden op een heel natuurlijke manier. Het is dan logisch dat je de Grote Markt en het kerkplein meestal in het oude centrum van een plaats kunt vinden en de Boogschutter en de Steenbok (vaak zonder 'straat' of 'weg' in de naam) in een nieuwe buitenwijk. (..)

Slide 16 - Tekstslide

Lees tekst 3, alinea 7: Welk signaalwoord voor een conclusie staat er in alinea 7?

Slide 17 - Open vraag

Lees tekst 3 alinea 5: Wat is de juiste betekenis van het volgende woord: in zwang.
A
(veel) gebruikt
B
ingewikkeld
C
plaats bepalen van
D
opvallend

Slide 18 - Quizvraag

Tekst 4 alinea 1 
Elke dag kopen duizenden mensen hun kaartjes voor concerten, theatervoorstellingen, voetbalwedstrijden en andere evenementen via internet. Dat gaat lang niet altijd goed. Je belandt als argeloze koper bij het zoeken naar kaartjes namelijk al snel, zonder het te beseffen, op de site van een doorverkoper. Daar betaal je veel meer voor een toegangskaart dan de oorspronkelijke prijs: soms anderhalf tot wel drie keer meer. 

Slide 19 - Tekstslide

Tekst 4 alinea 2 
Om kopers op internet te laten denken dat ze met een betrouwbare verkoper in contact zijn, gebruiken doorverkopers als Giggotickets, Onlneticketshop en Tickettribune in hun advertenties de naam van de officiële aanbieder van concert-, theater- of voetbalkaartjes. Die advertenties wisselen per dag, maar één ding hebben ze gemeen: de naam van de officiële verkoper staat nadrukkelijk in de kop en link, zodat ze ogen als 'echte' advertenties. Je denkt dus dat je op de site van de officiële verkoper belandt als je doorklikt, maar je komt op de site van de doorverkoper. Daar kun je kaarten bestellen en afrekenen via IDeal of creditkaart. Als je eenmaal hebt betaald, kun je de koop niet meer ongedaan maken. 

Slide 20 - Tekstslide

Lees tekst 4 alinea 1: Aan welke woorden herken je het vergelijkend verband in alinea 1?

Slide 21 - Open vraag

Wat wordt in alinea 1 (tekst 4) met elkaar vergeleken?

Slide 22 - Open vraag

In tekst 4 alinea 2 staat tweemaal een doel-middelverband. Noteer bij elk geval het middel en het doel.

Slide 23 - Open vraag

Feiten, meningen en argumenten
Een Feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is.

Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Dit kan je herkenning (maar niet altijd) aan de volgende signaalwoorden: ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening , mijns inziens. 

Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument. Een argument herken je aan de signaalwoorden: want, omdat, namelijk en immers. 

Slide 24 - Tekstslide

Tekst 5 alinea 1 
Tel je weleens calorieën en eet je een paar weken weinig om af te vallen? Niet doen! Een dieet werkt niet, stellen voedingsdeskundigen. Bij gewicht verliezen gaat het ome en verandering van leefstijl. Maar hoe werkt eigenlijk zo'n leefstijlaanpassing en waarom is die beter dan alleen een tijdelijke aanpassing in je voeding? 

Slide 25 - Tekstslide

Lees tekst 5 alinea 1: Welk standpunt van de auteur vind je in tekst 5 alinea 1?

Slide 26 - Open vraag

Tekst 6 deel 1: Een weergaloze film 
[1]Laatst zag ik de musicalfilm La La Land. In deze film droomt Mia ervan actrice te worden in Hollywood. Tussen het serveren van koffie door rent ze van de ene auditie naar de andere. Jazzmuzikant Sebastian speelt piano in sjofele clubs om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen en droomt van een eigen jazzclub. Ze vinden elkaar in hun liefde voor dromen, en uiteraard ook voor elkaar.

[2]
La La Land is een moderne zang- en dansfilm. Bij de Oscaruitreiking kreeg de film maar liefst zes prijzen van de jury. Ik vind dat terecht, want La La Land is echt heel mooi.
[3]
Ten eerste zijn de hoofdrolspelers geweldig gekozen. Het zijn twee jonge filmsterren naar wie je eindeloos blijft kijken: Emma Stone en Ryan Gosling. Ze wandelen, dwalen en dansen door Los Angeles en spelen levensecht hoe verliefd ze op elkaar zijn en hoe ze dromen van een carrière.



Slide 27 - Tekstslide

Tekst 6 deel 2: Een weergaloze film 

[4]
Verder is de muziek fantastisch. De film zit vol met nummers die je laten swingen in je stoel. Het thema, de steeds terugkerende melodie, is ook al zo bijzonder. Het roept veel emoties op en is werkelijk prachtig.
[5]
Waar ik ook zo van genoten heb, zijn de dansnummers. Die worden ontzettend goed uitgevoerd. Neem het openingsnummer: een gigantische file op de snelweg verandert in een flitsende show wanneer tientallen passagiers uitstappen en beginnen te dansen en zingen over hun dromen.
[6]
En dan de kleuren in de film: veel helder groen, rood, geel, blauw en paars. Die maken het kijken ernaar tot een speciale belevenis; ze zorgen namelijk voor een heel aparte sfeer. Het verhaal speelt zich af in onze tijd, maar je hebt echt het gevoel dat je naar de jaren 60 van de vorige eeuw zit te kijken, toen er ook heel veel in heldere kleuren gefilmd werd.
[7]
Kortom, La La Land bevat genoeg ingrediënten die de film een echte topper maken. Daarom zul je dit een prachtige film vinden, zelfs als je niet echt van filmmusicals houdt.



Slide 28 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van tekst 6?

Slide 29 - Open vraag

Welke mening herken je in alinea 2, tekst 6?

Slide 30 - Open vraag

Wat is het argument bij deze mening? Gebruik de vraag hierboven

Slide 31 - Open vraag

Gebruik tekst 6: Noteer een mening en een argument uit alinea 6.

Slide 32 - Open vraag

Gebruik tekst 6: Aan welk signaalwoord herken je het argument in alinea 6?

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 35 - Open vraag

Wat is de kernzin van de tweede alinea?

Slide 36 - Open vraag

Kritisch lezen 
Bij kritisch lezen moet je kijken of een tekst betrouwbaar en objectief is. 
Stel bij kritisch lezen het volgende vast: 
  • Is de auteur deskundig en onpartijdig? Geeft de tekst informatie over bijvoorbeeld zijn opleiding en beroep? 
  • Wat is de bron van de tekst? 
  • Zijn de mensen die geïnterviewd worden betrouwbaar en deskundig? Komen er voor-én tegenstanders aan het woord? 
  • Is de informatie niet verouderd/ nog actueel? 
  • Klopt het wat de auteur zegt? laat hij geen belangrijke dingen weg? 
  • Gebruikt de auteur sterke argumenten of kun je er makkelijk iets tegen inbrengen? 

Slide 37 - Tekstslide

Tekst 7: Het dak op met je oerwoud  
[1] Waar begin je als je af wilt van die initiatieven voor groene daken? Ik word namelijk gek van die ecologisch verantwoorde Amsterdammers die de daken in de buurt willen ombouwen tot een oerwoud. Ik kwam hier in 2012 in de Transvaalbuurt wonen, een prima stek. Opeens stond daar mijn overbuurman Rinke – ja, die jullie aanhalen in jullie artikel in NRC – aan mijn deur met zijn foldertje: hij stoorde zich blijkbaar aan het grijze dak van de Dirk van den Broek-supermarkt. En maar rondflyeren in onze buurt. Beseft hij niet dat een beplant dak enorme problemen met zich meebrengt, in ieder geval voor mij?

[2] Groene daken kunnen er dan wel leuk uitzien, maar ze kunnen structurele problemen als lekkage veroorzaken, heb ik gelezen in de LINDA. Lekker voor mijn dak, dat grenst aan het dak van de supermarkt. Wie mag er straks voor de kosten opdraaien als dat van mij gaat lekken? Juist ja. Beseft mijn buurman eigenlijk wel dat het op dat begroeide dak straks moeilijk is om de beplanting water te geven in tijden van droogte? En dat het dak van ‘Dirk’ alleen bereikbaar is via de brandtrap op, jawel, míjn dak? Ik neem aan dat de goede heren mijn dak niet eerst gaan verstevigen voordat ze eroverheen lopen met hun gereedschapskist of tuinslang. Laat Dirks dak dus lekker blijven zoals het is. Kaal, maar in ieder geval waterdicht en zonder poespas!

Slide 38 - Tekstslide

Gebruik tekst 7: Noteer alle argumenten van Ella Bosma tegen een groen supermarktdak.

Slide 39 - Open vraag

Gebruik tekst 7: Bosma gebruikt een bron. Is deze geschikt?

Slide 40 - Open vraag

Gebruik tekst 7: Stel je doet onderzoek naar het gebruik van groene daken. Is tekst 7 voor jouw onderzoek een betrouwbare bron?

Slide 41 - Open vraag

Tekst en publiek 
Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek, want anders bereikt hij zijn tekstdoel niet. Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers, welke doelgroep, een tekst bedoeld is: 
  • Het onderwerp 
  • De bron 
  • Het taalgebruik 
  • De lay-out 

Slide 42 - Tekstslide

Tekst 8: Kamp! 
Zou je graag een keertje zonder je ouders op vakantie willen? Maar vinden je ouders je te jong om alleen te gaan? Dan is ons tienerkamp iets voor jou! Tijdens het kamp zijn er veel gezellige en (in)spannende activiteiten, die gericht zijn op het ontdekken van je talenten. Ook spreken we met elkaar over de Bijbel en het geloof in God; dat doen we onder andere ‘s avonds tijdens de groepsgesprekken. Er wordt dan gezongen, er is een sketch en een van de kampleiders houdt een inleidend verhaal, waarover we in groepen doorpraten. Dat levert gegarandeerd boeiende gesprekken op! Dus, als je zin hebt in een actieve week waarin je optrekt met leeftijdsgenoten met wie je ook van gedachten wisselt over van alles en nog wat, daag jezelf uit en ga met ons mee!

naar: www.wegwijzerkampen.nl, op 18 maart 2017

Slide 43 - Tekstslide

Lees tekst 8: Noteer voor deze tekst het: onderwerp, bron, taalgebruik, lay-out en publiek.

Slide 44 - Open vraag

Klaar!
Ga leren voor de toetsweek en/of stel je vragen over de stof. 

Slide 45 - Tekstslide