M4, 5.4 geld genoeg

5.4 Geld genoeg
Pak de laptop en start Lesson-up op!
Rekenmachine bij de hand!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 44 min

Onderdelen in deze les

5.4 Geld genoeg
Pak de laptop en start Lesson-up op!
Rekenmachine bij de hand!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen van vandaag!
FF opfrissen
Rijksbegroting en miljoennota
Begrotingstekort en begrotingsoverschot
Staatsschuld

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 9. Zet de onderstaande sociale verzekeringen op de juiste plaats.
Werknemersverzekeringen
Volksverzekeringen
Werknemersverzekeringen
Werknemersverzekeringen
Werknemersverzekeringen
Volksverzekeringen
Volksverzekeringen
Volksverzekeringen
AOW
ANW
WIA
WW

Slide 3 - Sleepvraag

De sociale verzekeringen zijn onder te verdelen in:
A
volksverzekeringen en scadeverzekeringen
B
werknemersverzekeringen en risicoverzekeringen
C
volksverzekeringen en werknemersverzekeringen
D
collectieve verzekeringen en particuliere verzekeringen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het sociaal minimum?
A
Hoeveel mensen er leven van een bijstandsuitkering
B
Een minimumbedrag wat je nodig hebt om van te kunnen leven
C
De minimale leeftijd om een uitkering te kunnen ontvangen
D
Een toeslag die je van de overheid krijgt als je een laag inkomen hebt

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een solidariteitsbeginsel?

Slide 6 - Open vraag

Rijksbegroting:
overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van de rijksoverheid voor komend jaar.

De rijksbegroting wordt op Prinsjesdag gepresenteerd samen met de miljoenennota. Dit is de toelichting op de rijksbegroting.

De Tweede en daarna de Eerste kamer moeten 
de rijksbegroting goedkeuren.
Opgave 2, 3, 4

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Begrotingsoverschot
Begrotingstekort
Lenen
Sparen
Rente ontvangen
Rente betalen

Slide 9 - Sleepvraag

Begrotingstekort/begrotingsoverschot
Wat als de uitgaven en inkomsten anders uitpakt dan verwacht?

Slide 10 - Tekstslide

Hoe kan de overheid een begrotingstekort oplossen?
- bezuinigen op de uitgaven (zorg, onderwijs, uitkeringen)
- Inkomsten verhogen (verhogen belasting, accijnzen, lenen)

Als de overheid geld leent, wat gebeurt er dan?

Slide 11 - Tekstslide

De overheid heeft in een bepaald jaar een begrotingstekort. In zo’n geval kan de overheid verschillende maatregelen nemen. 
Welke gevolg heeft de volgende maatregel voor de overheid? 

Maatregel 1: Bezuinigen op de gezondheidszorg.
Dit heeft gevolgen voor de .................................................van de overheid. Die worden dan

............................en het begrotingstekort wordt ..................................

inkomsten
uitgaven
hoger
lager
groter
kleiner

Slide 12 - Sleepvraag

6) Het begrotingstekort van de overheid wordt beïnvloed door de economische groei. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat door economische groei het begrotingstekort zal dalen (een kleiner tekort). Hieronder staan 3 verschijnselen.
1 minder uitkeringen
2 werkgelegenheid stijgt
3 werkloosheid daalt
→ Zet de verschijnselen in een zodanige volgorde dat een logische gedachtegang ontstaat.

A economische groei → 1 → 2 → 3 → begrotingstekort daalt
B economische groei → 1 → 3 → 2 → begrotingstekort daalt
C economische groei → 2 → 1 → 3 → begrotingstekort daalt
D economische groei → 2 → 3 → 1 → begrotingstekort daalt
E economische groei → 3 → 1 → 2 → begrotingstekort daalt
F economische groei → 3 → 2 → 1 → begrotingstekort daalt


A
B
C
D
E
F

Slide 13 - Sleepvraag

Staatsschuld
  • een begrotingstekort - toename staatsschuld
  • een begrotingsoverschot- afname staatsschuld



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Staatsschuld en BBP
De staatsschuld bedraagt ongeveer € 374 miljard 

Dat is ongeveer € 22.500 per inwoner 

Slide 16 - Tekstslide

Een overzicht van verwachte inkomsten en verwachte uitgaven van rijksoverheid voor het komende jaar. 
Toelichting op de rijksbegroting door de minister van Financiën over de gemaakte keuzes. 
Een schuld die is opgebouwd in alle jaren dat de overheid een begrotingstekort had en dus geld heeft moeten lenen van banken. 
Miljoenennota
Rijksbegroting 
Staatsschuld 

Slide 17 - Sleepvraag

Rekenen met miljarden en miljoenen
1 miljard = 1.000 miljoen
2,6 miljard = 2600 miljoen
800 miljoen = 0,8 miljard
1600 miljoen = 1,6 miljard
Dus delen of vermenigvulden met 1.000 (duizend)

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel miljard is 12000 miljoen?
A
12 miljard
B
120 miljard
C
1,2 miljard
D
0,12 miljard

Slide 19 - Quizvraag

Inkomen van het rijk
- directe belastingen: belasting over loon, winst, vermogen
- indirecte belastingen: met een "omweg", BTW en accijns
- Niet-belastingontvangsten: boetes, winst van overheidsbedrijven
- Sociale premies

Slide 20 - Tekstslide

De gemeente heeft ook een inkomen nodig
- inkomen van het Rijk
- ozb, onroerende zaak belasting
- rioolheffing
- afvalstoffenheffing
- parkeerinkomsten etc

Slide 21 - Tekstslide

Welk inkomen kan jij nog meer bedenken die een gemeente zou kunnen hebben?

Slide 22 - Open vraag

Wat is de belangrijkste inkomsten voor de gemeente?
A
Afvalstofheffing
B
Inkomsten uit uitgifte paspoorten
C
Geld van het rijk
D
Onroerende zakenbelasting

Slide 23 - Quizvraag

De gemeente heeft verschillende inkomsten, waaronder belastingen... Welke belasting hoort NIET bij de gemeente-inkomsten?
A
parkeerinkomsten
B
afvalstoffen (containers etc.)
C
Loonbelasting (salaris)

Slide 24 - Quizvraag

Aan het werk!
Maken opdrachten:
3 en 4 op bladzijde 151
6 op bladzijde 152
8 op bladzijde 153
Let op: volgende week lesboek én rekenmachine mee!

Slide 25 - Tekstslide