Grammatica - woordsoortbenoeming

Woordsoortbenoeming
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Woordsoortbenoeming

Slide 1 - Tekstslide

Onderdelen

lw- lidwoord
znw - zelfstandig voornaamwoord
bnw - bijvoeglijk voornaamwoord
vz - voorzetsel


Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de lw?
Het huis staat in brand.
De jongen gaat snel weg.
Een katje zat onder de brug.

PAS OP!
Ik wil er ook zo een.
 

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn de lw?
Het huis staat in brand.
De jongen gaat snel weg.
Een katje zat onder de brug.

PAS OP!
Ik wil er ook zo een.
Hier is het geen lidwoord. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Let op!
MeDiPlaDi
Mensen, dieren, plamten en dingen.
Dus ook namen!

Trucje;
Van een znw kan je meer of minder maken.
Je kan het ook kleiner maken. 

Slide 6 - Tekstslide

Let op!
Trucje;
Van een znw kan je meer of minder maken.
Je kan het ook kleiner maken. 

Ik lees een het boek - Ik lees de boeken - Ik lees het boekje
Hij gaat naar huis - Wij gaan naar huis - Ik ga naar het huisje

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn de znw?
Ik ga met de fiets naar huis.
Piet koopt snoep bij de winkel.
Rosan kijkt graag filmpjes op YouTube.

PAS OP!
Ik moet veel sneller fietsen.

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn de znw?
Ik ga met de fiets naar huis.
Piet koopt snoep bij de winkel.
Rosan kijkt graag filmpjes op YouTube.

PAS OP!
Ik moet veel sneller fietsen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Let op!
Geeft antwoord op  vragen als;
waarin, waaronder, waarmee of waardoor.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

persoonlijk voornaamwoord

Slide 14 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord(bez. vnw)

Slide 15 - Tekstslide

Let op!
Me is nooit een bezittelijk voornaamwoord!
Geeft dus bezit aan, van wie iets is.

Slide 16 - Tekstslide

Deze winkel is van hen.
hen =
A
pers vnw
B
bez vnw
C
vz
D
wederkerend vnw

Slide 17 - Quizvraag

De mooie kaart wordt geschreven.
mooie =
A
ww
B
lw
C
znw
D
bnw

Slide 18 - Quizvraag

Een ongeluk zit in een klein hoekje.
een =
A
ond
B
lw
C
pers vnw
D
wederkerig vnw

Slide 19 - Quizvraag

Hij wast zich
hij =
A
wederkerend vnw
B
wederkerig vnw
C
pers vnw
D
bez vnw

Slide 20 - Quizvraag

Hoe laat is het?
het =
A
pers. vnw
B
lw
C
bnw
D
bez. vnw

Slide 21 - Quizvraag

De fietsen staan op het schoolplein.
fietsen =
A
znw
B
bnw
C
ww
D
vz

Slide 22 - Quizvraag

Zijn fiets is vorige week gestolen.
zijn =
A
bez. vnw
B
pers. vnw
C
bnw
D
wederkerend vnw

Slide 23 - Quizvraag

De verhuisauto stopt voor ons nieuwe huis.
Ons =
A
lw
B
pers. vnw
C
bez. vnw
D
bnw

Slide 24 - Quizvraag

Wij hebben ons vergist.
Ons =
A
pers vnw
B
bez vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 25 - Quizvraag

Marleen is haar sleutels kwijt.
Marleen =
A
bnw
B
znw
C
lw
D
ww

Slide 26 - Quizvraag

Opa stapt in een oude auto.
bnw =?
A
auto
B
opa
C
oude
D
een

Slide 27 - Quizvraag

Heiko maakt van zijn afval een vliegtuigje.
znw =
A
vliegtuigje
B
Heiko
C
een
D
afval

Slide 28 - Quizvraag

Bedenk een woordgroep met;
lw - bnw - znw

Slide 29 - Open vraag

En nu...
Oefenen met extra werkbladen
Oefenen met bijspijkeren blok 2 grammatica

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht
Ga in 2-tallen (een 3-tal) een woordslang maken van alleen znw.
De laatste letter van het voroge woord is de beginletter van het volgende woord.

De jongste begint.
Probeer de woordslang zo lang mogelijk te maken. 


Slide 31 - Tekstslide

Voorbeeld
Voorbeeld;
paard - droom - motor - radslag - garnaal - lente etc.

Slide 32 - Tekstslide

En nu...
Oefenen met de theorie

maken blok 3 
grammatica 
opdracht 9 t/m 12

Slide 33 - Tekstslide