Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag 

  • Uitleg bijvoeglijke naamwoorden en oefenen 
  • Fictiedossier opdracht 1 & 2



Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

  • Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is.
  • Je kan een bijvoeglijk naamwoord en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier schrijven.


Slide 3 - Tekstslide

Ik weet nu al wat een bijvoeglijk naamwoord is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.   

De blauwe schoen.


Slide 5 - Tekstslide

Dian schreef een keurige mail.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
schreef
B
een
C
keurige
D
Dian

Slide 6 - Quizvraag

Het oude huis staat op een berg.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
oude
B
berg
C
staat
D
huis

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
A
Lieve, drukke, mooi
B
Ijzeren, gouden, wollen

Slide 8 - Quizvraag

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  • Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt op -en. 

Een zilveren ring


    Slide 9 - Tekstslide

    1. Een gouden kettinkje.
    2. De drukke hond.
    In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
    A
    Zin 1
    B
    Zin 2

    Slide 10 - Quizvraag

    Wij hebben thuis een eiken tafel en een rieten dak. Wat zijn stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
    A
    Thuis en dak
    B
    Eiken en rieten
    C
    hebben en tafel

    Slide 11 - Quizvraag

    Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
    Je kunt ook een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
    Het eten is aangebrand
     Het aangebrande eten.

    Je schrijft het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk.

    Slide 12 - Tekstslide

    timer
    0:30
    Vul zelf in:
    De _________ machine

    Slide 13 - Woordweb

    Aan het werk
    Wat?
    Fictiedossier: 
    - Opdracht 1 & 2
    Hoe?
    Zelfstandig. Zachtjes overleggen mag.
    Tijd?
    Tot het einde van de les.
    Vragen?
    Stel ze aan mij.
    Klaar?
    Lezen of ander vak. 

    Slide 14 - Tekstslide