03-12-2024

03-12-2024
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansBeroepsopleiding

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

03-12-2024

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Mirar Deberes
TB: p.25, oef. 13a
Escribir 4 frases sobre el texto
p.26, ej. 16: Palabras en compañia.
Panamericana: En México con Victor: Lezen en beantwoord de vragen.
WB: 
p.23, oef. 20, 21, 22
p.24,oef.23a, 24
Reglas y Sistemas :p.25  ontkenning
p.26 Werkwoorden op -ar,-er , -ir 
Historia personal ( om in te leveren)
Schrijf over jezelf:
Naam en achternaam, waar je vandaan komt, waar je woont, je mobile nummer, je e-mail, je beroep, waar je werkt, welke talen  spreek je, waarom studeer je Spaans, 

Slide 3 - Tekstslide

TekstBoek
p.25, oef. 13a
Escribir 4 frases sobre el texto
p.26, ej. 16: Palabras en compañia.
Panamericana: En México con Victor: Lezen en beantwoord de vragen.

Slide 4 - Tekstslide

Panamericana
En México con Victor

Slide 5 - Tekstslide

WB: 
p.23, oef. 20, 21, 22
p.24,oef.23a, 24
Reglas y Sistemas :p.25  ontkenning
p.26 Werkwoorden op -ar,-er , -ir 
buscar
vender
escribir

Slide 6 - Tekstslide

Completa el diálogo:

- ¿Qué tal, María?
A
- Adiós, hasta luego
B
- Bien, gracias, ¿y tú?
C
- Hola, me llamo Vicente
D
- Buenas noches

Slide 7 - Quizvraag

Completa el diálogo:

-Hola, me llamo Juan
A
- Hola, tú te llamas María.
B
- Hola, yo me llamo María.
C
- Hola, bien gracias.
D
- Hola, hasta luego.

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

* María y yo _____________ español para viajar a Latinoamérica.
A
estudio
B
estudias
C
estudiáis
D
estudiamos

Slide 9 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

* María _____________ las vacaciones en Málaga.
A
paso
B
pasa
C
pasas
D
pasan

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

* Luisa y tú _____________ de cosas interesantes.
A
habla
B
hablamos
C
habláis
D
hablan

Slide 11 - Quizvraag

ser, yo
A
soy
B
eres
C
es
D
sois

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste vervoeging van
vosotros (ser)
A
eres
B
somos
C
soy
D
sois

Slide 13 - Quizvraag

¿ (Tener)......... usted una guitara eléctrica?
A
tienen
B
tiene
C
tenéis
D
tienes

Slide 14 - Quizvraag

(tener) (Nosotros)....... dinero para ir de vacaciones
A
no tenéis
B
tenemos no
C
no tenemos
D
no tengo

Slide 15 - Quizvraag

Pedro.........(vivir) en Italia
A
vive no
B
no vives
C
no vivo
D
no vive

Slide 16 - Quizvraag

Algunos verbos regulares ( sommige regelmatige werkwoorden)

Slide 17 - Tekstslide

DEBERES
Unidad 2:
Nog te bespreken WB.p.24, oef.25 en oef.26 Test
Unidad 3 : Me gusta mi gente
TB.: p.152,Woordjes leren tot en met punt 3
TB:p. 29, oef. 1a, 1b
WB:
p.29, oef. 1, 2

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide