Opbouw tekst, deelonderwerpen, signaalwoorden, verbanden

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welke manier(en) kun je bedenken om een inleiding van een tekst te beginnen?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Welk deel van een tekst bestaat vaak uit een vaste structuur?
A
Lead
B
Inleiding
C
Kern
D
Slot

Slide 7 - Quizvraag

Tekststructuren
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Probleem/oplossingstructuur
Verklaringsstructuur
Verleden/heden/toekomststructuur
Voor- en nadelenstructuur
Vraag/antwoordstructuur

Slide 8 - Tekstslide

Hoe herken je structuur in een tekst?
A
Door af te strepen welke tekststructuren het in ieder geval niet kunnen zijn
B
Lees de titel, de eerste zinnen van de paragrafen, de tussenkopjes en de signaalwoorden
C
Lees het onderwerp, de deelonderwerpen en de signaalwoorden
D
Lees de titel en tussenkopjes

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht
Maak in twee- of drietallen de 'puzzel' compleet.
Wat vind je aan informatie in de inleiding, de kern en het slot bij de verschillende tekststructuren?

Slide 10 - Tekstslide

Wat komt er vaak niet voor in het slot van een tekst?
A
Een beschrijving van hoe de tekst is opgebouwd
B
Een verwijzing naar hetgeen waarmee je de tekst in de inleiding begon
C
Een samenvatting of conclusie
D
De laatste beschrijving van een deel van het onderwerp

Slide 11 - Quizvraag

Herhaling: Wat is het onderwerp van een tekst?

Slide 12 - Open vraag

Herhaling: Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 13 - Open vraag

Dus:
Inleiding: introduceren onderwerp
Kern: verschilt per tekststructuur
Slot: conclusie, samenvatting

Tekststructuren zorgen voor structuur in een tekst. Als je doorhebt om wat voor tekststructuur het gaat, kun je sneller benodigde informatie vinden in een tekst. 

Slide 14 - Tekstslide

Hierdoor hoef je vaak niet eens de hele tekst te lezen om een vraag te beantwoorden.
Je kunt meer scannend een tekst doornemen en daardoor toch weten waar het over gaat.

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk
Lezen hoofdstuk 2.1
opdracht 1
Opdracht 2

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Dus:
Inleiding: introduceren onderwerp
Kern: verschilt per tekststructuur
Slot: conclusie, samenvatting

Tekststructuren zorgen voor structuur in een tekst. Als je doorhebt om wat voor tekststructuur het gaat, kun je sneller benodigde informatie vinden in een tekst. 

Slide 19 - Tekstslide

Hierdoor hoef je vaak niet eens de hele tekst te lezen om een vraag te beantwoorden.
Je kunt meer scannend een tekst doornemen en daardoor toch weten waar het over gaat.

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Lezen hoofdstuk 2.1
opdracht 1
Opdracht 2

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat zijn deelonderwerpen?

Slide 23 - Open vraag

Welk deelonderwerp past het minst goed bij het onderwerp 'tuinonderhoud'?
A
Zaaien
B
Bemesten
C
Snoeien
D
vijver

Slide 24 - Quizvraag

Meerdere antwoorden goed - Wat kunnen deelonderwerpen zijn?
A
Voordelen
B
Oplossingen
C
Argumenten
D
Oorzaken

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel ruimte beslaat één deelonderwerp?
A
De halve tekst
B
Eén alinea
C
Een deel van één alinea
D
Een paar alinea's

Slide 26 - Quizvraag

Hoe kun je deelonderwerpen herkennen?
- Lees de titel en inleiding: stel het onderwerp vast
- Lees de inleiding nog eens goed door
- Kijk naar de tussenkopjes
- Kijk naar de witregels en lees de eerste en/of laatste zin van de alinea
- Deelonderwerpen worden vaak afgesloten met een slotzin. Zoek dus naar signaalwoorden waaruit je kan opmerken dat een deelonderwerp wordt afgesloten.
- Lees de vragen goed door

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Wat is het deelonderwerp van punt 2?

Slide 29 - Open vraag

Wat is het deelonderwerp van punt 3?

Slide 30 - Open vraag

Huiswerk
Lezen hoofdstuk 2.1 - Opdracht 1 & 2
Lezen hoofdstuk 2.2 - Opdracht 1 & 2

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Maar
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Gevolg

Slide 38 - Quizvraag

Zo
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Gevolg

Slide 39 - Quizvraag

Ook
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Gevolg

Slide 40 - Quizvraag

Waardoor
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Gevolg

Slide 41 - Quizvraag

Daarnaast
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Gevolg

Slide 42 - Quizvraag

Signaalwoorden sorteren
Leg het signaalwoord bij het juiste tekstverband

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Herhaling: Tekststructuren
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Probleem/oplossingstructuur
Verklaringsstructuur
Verleden/heden/toekomststructuur
Voor- en nadelenstructuur
Vraag/antwoordstructuur

Slide 45 - Tekstslide

Conclusie hoofdstuk 2
Je weet wat tekststructuren zijn.
Je weet wat tekstverbanden zijn.
Je weet wat signaalwoorden zijn.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Huiswerk
Lezen hoofdstuk 2.3 - opdracht 1 &2

Slide 48 - Tekstslide