Ontdek de wereld van poëzie

Eindopdracht Poëzie
- Deze les: je eigen gedicht (af)schrijven en inleveren. Met de hand geschreven, en naam op achterkant! 


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Eindopdracht Poëzie
- Deze les: je eigen gedicht (af)schrijven en inleveren. Met de hand geschreven, en naam op achterkant! 


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SO Poëzie maandag 02-10
- Over een week: SO poëzie. 

Leren:
Hoofdstuk 4, 5, 6 en 7 Poëzie (blz. 140 t/m 147) 
Poëtische middelen en beeldspraak (blz. 154 t/m 156) 
Stijlfiguren kennen, maar niet uit je hoofd (blz 158/159)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de basis theorie over poëzie en poetische middelen herhalen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over poëzie en poetische middelen?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is poëzie?
Poëzie is een vorm van literatuur waarbij taal op een bijzondere en creatieve manier wordt gebruikt om emoties en beelden over te brengen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dichtvormen
Er zijn verschillende dichtvormen, zoals het sonnet, haiku en vrije vers. Elke dichtvorm heeft zijn eigen regels en structuur.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rijm
Rijm is een belangrijk poetisch middel. Er zijn verschillende soorten rijm, zoals eindrijm, binnenrijm en halfrijm.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldspraak
Beeldspraak is een poetisch middel waarbij woorden worden gebruikt om een levendige voorstelling te maken in de gedachten van de lezer.

Je gaat als een speer. 
Je ruikt als een gft-container.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Metafoor
Een metafoor is een figuurlijke uitdrukking waarbij een woord wordt gebruikt in een andere betekenis dan de letterlijke betekenis.

'Je bent een koning'. 
‘Die biljartbal doet het goed vandaag in de spits’.
'Pittige gesprekken voeren'.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alliteratie
Alliteratie is een stijlfiguur waarbij woorden met dezelfde beginmedeklinker worden gebruikt om een betekenisvol effect te creëren.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dichtvormen om te kiezen
1. Vrije vers

Bedenk zelf hoe je het gedicht wil indelen. Rijm of geen rijm? Soms rijm? Alles mag. 
Denk aan jambement, speel met woorden en met dubbele betekenissen. 
Minstens 12 regels. 


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dichtvormen om te kiezen
2. Sonnet 
abba – abba – cdc – dcd
Een sonnet bestaat uit veertien regels, verdeeld over vier strofen.
Strofe 1 en 2 bestaan elk uit vier regels. Strofe 3 en 4 bestaan elk uit drie regels.

Inhoud van het sonnet:
Strofe 1 en 2 bevatten b.v. een gedachtegang, gevoel of verbeelding.
Na strofe 1 en 2 volgt een inhoudelijke wending:
Strofe 3 en 4 reageren met b.v. een conclusie, tegenstelling.

Voorbeeld:
strofe 1 en 2 beschrijven een droom.
strofe 3 en 4 beschrijven de confrontatie met de werkelijkheid.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Tips om te beginnen: vrije vers? sonnet? 
Bedenk een situatie die iets te maken heeft of had met muziek die jou raakte (op wat voor manier het je raakt mag je zelf kiezen) of bedenk een zo'n situatie.
Maak er een muzikaal gedicht van (rijm, ritme, thema’s en herhaling).

Vragen om jezelf te stellen:
- Zintuiglijke impressies: Wat zie ik? Wat hoor ik? Wat ruik ik? Wat proef ik? Wat voel ik?
- Wat is mijn individuele beleving van deze situatie?

Je hoeft je niets aan te trekken van hoe men verwacht dat je het beschrijft! Regels mag je gebruiken, maar ook juist overtreden!

Inspiratie nodig? Denk aan: je favoriete liedje, je favoriete artiest, een begrafenis met muziek, wat muziek voor je betekende tijdens corona, hoe je muziek ziet in de natuur, een vergelijking tussen muziek en het alledaagse leven, wat het voor jou betekent om creatief bezig te zijn, juist dat je GEEN muziek wil maar stilte, wanneer je wel/niet muziek wil horen, een vergelijking tussen lezen en luisteren, het meelezen van muziekteksten op spotify of genius, de muziek die je ouders draaiden toen je klein was

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.