Poëzie trede 12 WIT

Poëzie trede 12 WIT
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Poëzie trede 12 WIT

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel 1
 Je kunt de begrippen eindrijm, alliteratie en assonantie uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Leg uit: eindrijm

Slide 3 - Open vraag

Wat is een ander woord voor alliteratie?
A
einrijm
B
middenrijm
C
beginrijm
D
slotrijm

Slide 4 - Quizvraag

Leg uit aan de hand van een voorbeeld: alliteratie

Slide 5 - Open vraag

Wat is een ander woord voor assonantie?
A
einrijm
B
middenrijm
C
beginrijm
D
rijmschema

Slide 6 - Quizvraag

Leg uit aan de hand van een voorbeeld: assonantie

Slide 7 - Open vraag

Leerdoel 2
 Je herkent die verschillende soorten rijm in poëzie.

Slide 8 - Tekstslide

een zwoele zomerlucht
Donald Duck
de rijdende rechter
De tijd is kwijt
Je bent een rund als je met vuurwerk stunt
Geef dan je hart
Ik doe een beroep op je
Swieber, niet stelen!
Eindrijm
Alliteratie
Assonantie

Slide 9 - Sleepvraag

Leerdoel 3
 Je kunt drie typen rijmschema herkennen (gepaard, gekruist, omarmend).

Slide 10 - Tekstslide

Gepaard rijm
Gekruist rijm
Omarmend rijm
AABB
ABAB
ABBA

Slide 11 - Sleepvraag

Leerdoel 4
 Je weet wat een haiku, vormgedicht, rondeel, limerick, elfje, stiftgedicht, acrostichon en sonnet is.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een andere naam voor een acrostichon?
A
Sinterklaasgedicht
B
vormgedicht
C
alfabetgedicht
D
naamgedicht

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een sonnet?
A
Een gedicht met drie regels
B
Een gedicht met veertien regels
C
Een gedicht over de natuur
D
Een gedicht zonder rijm

Slide 14 - Quizvraag

Leerdoel 5
 Je kunt uitleggen welke kenmerken horen bij bovengenoemde dichtvormen.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe kun je een haiku herkennen?

Slide 16 - Open vraag

Schrijf een elfje over pizza.

Slide 17 - Open vraag

Leerdoel 6
Je herkent deze verschillende dichtvormen.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe heet zo'n gedicht?

Slide 19 - Open vraag

Leerdoel 7
Je kunt het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik uitleggen

Slide 20 - Tekstslide

Leg uit: Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk?

Slide 21 - Open vraag

Leerdoel 8
 Je kunt het begrip ‘beeldspraak’ uitleggen

Slide 22 - Tekstslide

Wat betekent beeldspraak?

Slide 23 - Open vraag

Leerdoel 9
 Je herkent verschillende typen (vergelijking, metafoor, metonymie, personificatie) beeldspraak in poëzie

Slide 24 - Tekstslide

Vergelijking
Metafoor
Personificatie
De bomen fluisteren zachtjes zijn naam.
Wat een zwijnenstal is het hier!
Dat staat als een huis!

Slide 25 - Sleepvraag

vergelijking
metafoor
personificatie
De toekomst lachte haar tegemoet.

Hij is zo groot als een reus. 

Die kleerkast fouilleerde me op het feest. 

Slide 26 - Sleepvraag

'Even de neuzen tellen' is een metonymia, want ...
A
je noemt de maker, maar bedoelt het product
B
je noemt de verpakking, maar bedoelt de inhoud
C
je noemt het geheel, maar bedoelt een deel
D
je noemt een deel, maar bedoelt het geheel

Slide 27 - Quizvraag

Leerdoel 10
Je kunt uitleggen wat een schrijver bedoelt met een gedicht

Slide 28 - Tekstslide

Vol van jou - Erik van Os
Ik vertrouw mijn dagboek niet
toe aan jou. Je wilt niet weten
hoe ik me bij voorbaat schaam

voor als je zou ontdekken
dat elke bladzij uitpuilt
van alleen jouw naam.

Slide 29 - Tekstslide

Waar gaat dit gedicht volgens jou over?

Slide 30 - Open vraag

Leerdoel 11
 Je kunt jouw mening over een gedicht uitdrukken aan de hand van beoordelingswoorden en argumenten

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht
Zoek op internet het gedicht 'Oote' van Jan Hanlo op.

Wat vind je ervan? (Vul in op de volgende pagina)

Slide 32 - Tekstslide

Wat vind je van het gedicht 'Oote'?

Slide 33 - Open vraag

Ik ben klaar voor de afsluiting poëzie.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Welke vraag heb je nog voor mij?

Slide 35 - Open vraag