Ontwerp observatieplan

Het ontwerpen van een observatieplan
Module observeren, signaleren en rapporteren
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Het ontwerpen van een observatieplan
Module observeren, signaleren en rapporteren

Slide 1 - Tekstslide

Selectieve waarneming
Wat zie je in het volgende filmpje?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Hoeveel passes heeft het team met het witte shirt gemaakt?

Slide 4 - Open vraag

Zijn er nog andere dingen opgevallen?

Slide 5 - Open vraag

Wat is observeren?

Slide 6 - Open vraag

Observatieplan

Slide 7 - Tekstslide

Algemene gegevens
Omschrijving van de persoon die je gaat observeren. Denk aan:

  • Achtergrond
  • Scholing/ werk
  • Leefsituatie
  • Lichamelijke- en geestelijke gezondheid. 
Overige gegevens die van belang zijn voor je observatie (omstandigheden binnen de groep, aanwezigheid etc.)

Slide 8 - Tekstslide

Aanleiding van de observatie 
  • Wat is de aanleiding/ reden?  
  • Van welke situatie of welk probleem ga je uit?
  • Wat ga je observeren? 
  • Beschrijf de situatie waar je vragen over hebt


Slide 9 - Tekstslide

Doel van de observatie & observatievragen 
Op welke vraag moet je observatie antwoord geven? Duidelijk & concreet, mag geen vragen oproepen!

Slide 10 - Tekstslide

Deelvragen; concreet gedrag 

Welk gedrag ga je observeren?
Is het gedrag goed waarneembaar (kan iedereen hetzelfde zien?)
Objectief?


Slide 11 - Tekstslide

Observatiemethode 
Vijf hoofdgroepen
  1. Vrije observatie
  2. Gestructureerde observatie
  3. Intervalobservatie
  4. Contextuele observatie
  5. Protocollaire observatie




 

Slide 12 - Tekstslide

Vrije observatie 
  • Wordt vaak gebruikt als vooronderzoek
  • Je observeert (veelal continue) vanuit een doel, maar je observatie vragen zijn niet concreet. 
  • Indien een cliënt ander gedrag vertoont dan voorheen dan wil je dit in de gaten houden, je weet echter nog niet precies wat er aan de hand is. Je volgt het gedrag in je vrije observatie en doet dit veelal participerend (je neemt deel aan de situatie). 
  • Je legt zo objectief mogelijk vast wat je ziet, feitelijk. 

Slide 13 - Tekstslide

Gestructureerde observatie 
  • Exact doel 
  • Duidelijke observatievraag 
  • Wordt veelal gebruikt om te beoordelen hoe vaak iets       voorkomt of hoe lang iets duurt
  • Registeren door te turven
  • Veelal niet participerend

Slide 14 - Tekstslide

Interval observatie
  • Observatie op wisselende tijden
  • Aan de hand van observatiedoel & vragen 
  • Gebruik steeds dezelfde middelen en methoden
  • Door op meerdere momenten hetzelfde vast te leggen, kan je de voortgang over een langere periode vastleggen. Of misschien heeft het moment van de dag invloed?

Slide 15 - Tekstslide

Contextuele observatie 
  • Complexe observatie omdat je naar het gehele systeem kijkt   en niet alleen naar de cliënt zelf 
  • Niet de cliënt het middelpunt maar zijn omgeving 


Slide 16 - Tekstslide

Protocollaire observatie 
Je maakt gebruik van een observatieprotocol en/of observatieschema.
In het protocol is vastgesteld hoe vaak, wat en wanneer er minimaal geobserveerd moet worden. In het schema staan de observatiepunten.
Voordelen: 
- De cliënten met wie ogenschijnlijk niets aan de hand is, worden geobserveerd. Zo zie je niets over het hoofd.
- Vastgestelde observatiepunten. Alle collega’s kijken dus bij alle cliënten naar dezelfde onderwerpen.
Nadeel: 
- Vastgestelde observatiepunten; je kijkt alleen naar de vastgestelde onderwerpen. (missen van informatie)

Slide 17 - Tekstslide

Observatietechnieken
Participerend - observator is tegelijkertijd begeleider
Niet participerend - observator heeft alleen de taak om te observeren

Slide 18 - Tekstslide

Methode en techniek
                                                                     Participerend    Niet-participerend
Vrije observatie                                              X
Gestructureerde observatie                                                       X
Intervalobservatie
Contextuele observatie
Protocollaire observatie

Slide 19 - Tekstslide

Keuze maken
Welke methoden en welke techniek je het beste kunt kiezen hangt af van wat je wilt en de mogelijkheden die je hebt.

Stel jezelf dus op voorhand de vraag “wat wil ik te weten komen?” of wel “wat is het doel van de observatie?”

 

Slide 20 - Tekstslide

Geef bij  de volgende voorbeelden aan voor welke methode en techniek jij zou kiezen.

Slide 21 - Tekstslide

Corine is een nieuwe cliënt op de woonvorm waar je werkt. Er is nog niet zoveel bekend over haar.

Slide 22 - Open vraag

Steve woont in een voorziening voor mensen met een verslaving. Steven heeft aangegeven dat hij niet meer wilt drinken, hier is dan ook een doel op geformuleerd. De laatste tijd is hij echter een aantal keer onder invloed van alcohol thuis gekomen. Jullie willen in kaart brengen hoe vaak dit gebeurt.

Slide 23 - Open vraag

Angelo is 14 jaar en woont op een leefgroep voor jongeren met complexe problematiek. Hij gaat sinds kort naar een voetbalvereniging waar hij speelt bij JO13-2.
Ze zijn erg enthousiast over zijn spel op de voetbal echter het samenwerken met zijn teamgenoten loopt wel erg stug.
Er wordt een verzoek gedaan of jij kan bekijken wat er gebeurt en vervolgens tip kan geven aan de trainer.

Slide 24 - Open vraag

Ik heb er vertrouwen in dat ik een observatieplan kan ontwerpen!
Zeer eens
Eens
Neutraal
Oneens
Zeer oneens

Slide 25 - Poll

Nog lastig??
Lees je studieboeken er nog eens op na!
Boek:  methodisch begeleiden, thema 3 (signaleren en observeren), opdracht 11; observeren  

Slide 26 - Tekstslide

Dank je wel voor jullie aandacht

Slide 27 - Tekstslide