- In alinea 1 staat het vetgedrukte woord
Maar.
1 Is dit woord een signaalwoord?
2 Leg je antwoord uit. Gebruik maximaal 15 woorden.
- Noteer waarnaar het woord die in alinea 3 verwijst.
- Bedenk een titel die beter bij de inhoud van tekst 1 past.
- Noteer de eerste twee en de laatste twee woorden van de kernzin van alinea 4.
- Vat de hoofdzaken van alinea 3 samen in je eigen woorden.
- Noteer de belangrijkste overeenkomst tussen tekst 1, tekst 2 en tekst 3.