In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H2 Warmte Test jezelf
Slide 1 - Tekstslide
De verbrandingswarmte van aardgas is 32 MJ/m3. De verbrandingswarmte van butagas is 110 MJ/m3. Hans en Arnold doen hierover een uitspraak. Hebben ze gelijk? Hans zegt: "Met butagas heb je minder warmte nodig om een liter water aan de kook te brengen." Hans heeft
A
gelijk.
B
geen gelijk.
Slide 2 - Quizvraag
De verbrandingswarmte van aardgas is 32 MJ/m3. De verbrandingswarmte van butagas is 110 MJ/m3. Hans en Arnold doen hierover een uitspraak. Hebben ze gelijk? Arnold zegt: "Je moet meer butagas verbranden om dezelfde hoeveelheid warmte te krijgen die je met aardgas krijgt." Arnold heeft
A
gelijk.
B
geen gelijk.
Slide 3 - Quizvraag
Aardgas is een mengsel van voornamelijk methaan en stikstof. Hoe groter het percentage methaan (CH4) is, des te groter is de verbrandingswarmte.
H-gas (hoogcalorisch gas) uit het Ekofisk-veld in Noorwegen heeft een calorische waarde van 38 MJ/m3.
Hoeveel volumeprocent stikstof bevat dit aardgas (bij benadering)?
A
0 %
B
5 %
C
40 %
D
95 %
Slide 4 - Quizvraag
Tekst
Slide 5 - Open vraag
Gebruik je Binas. Henry laat tijdens een practicum een lucifer helemaal opbranden. Voordat hij de lucifer heeft aangestoken, heeft hij deze eerst gewogen. De massa van de lucifer was 0,19 gram. Bereken hoeveel warmte er is vrijgekomen. Als je één lucifer verbrandt komt er ......... J warmte vrij.
Slide 6 - Open vraag
De verbrandingswarmte van stookolie is 40 MJ/L, de verbrandingswarmte van benzine is 33 MJ/L. Kies het juiste woord. Je hebt meer / minder liters benzine dan stookolie nodig om één liter water aan de kook te brengen. Bij een gelijke hoeveelheid stookolie en benzine komt er bij stookolie meer / minder warmte vrij.
Slide 7 - Open vraag
In de brandstoftank van Henks auto gaat 60 L dieselolie. Bereken hoeveel MJ warmte deze hoeveelheid brandstof kan leveren. Gebruik je Binas. Bij verbranding van 60 L dieselolie komt ………. MJ warmte vrij.
Slide 8 - Open vraag
Bij de verbranding van methaan ontstaan koolstofdioxide en waterdamp. Het reactieschema is:
Kies het juiste woord. De hoeveelheid warmte die een dompelaar levert, geef je aan in joule.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Kies het juiste woord. Een dompelaar geeft meer energie af dan hij opneemt.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Kies het juiste woord. Een dompelaar zet alle elektrische energie om in warmte.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Kies het juiste woord. Het vermogen van de dompelaar geef je aan met Q.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Een waterkoker (1100 W) doet er 3 minuten over om 1 L water te verwarmen tot het kookpunt. Hoeveel warmte (kJ) levert de waterkoker in die 3 min? De waterkoker heeft in die 3 minuten ……… kJ warmte geleverd.
Slide 14 - Open vraag
Welke eenheid gebruik je voor de hoeveelheid warmte?
A
• Celsius
B
• graden
C
• joule
D
• watt
Slide 15 - Quizvraag
Om een liter water aan de kook te brengen, kan Doortje twee waterkokers gebruiken: een kleine van 800 W of een grote van 2400 W. Met de grote waterkoker kookt het water in 2 minuten. In hoeveel minuten kookt het water van de kleine waterkoker? Met de kleine waterkoker kookt het water in …….. minuten.
Slide 16 - Open vraag
Eva gebruikt ovenwanten om een bakvorm met een appeltaart uit de hete oven te halen. Welke vorm van warmtetransport gaat Eva vooral tegen door de ovenwanten te gebruiken?
A
• geleiding
B
• straling
C
• stroming
Slide 17 - Quizvraag
Een fabrikant van verwarmingsfolie laat met afbeeldingen de voordelen van verwarmingsfolie zien. De verwarmingsfolie is aangebracht onder de vloerbedekking. De ontstane warmte wordt getransporteerd door de vloerbedekking.
Kies het juiste antwoord.
Bij verwarming met radiatoren vindt warmtetransport plaats door middel van ……...
Bij verwarming met verwarmingsfolie onder de vloerbedekking vindt warmtetransport plaats door middel van ……… .
Slide 18 - Open vraag
Een pan soep staat op het vuur. In de bodem van de pan wordt warmte getransporteerd. Ook in de soep vindt warmtetransport plaats. Kies het juiste antwoord. Het warmtetransport in de bodem van de pan vindt plaats door ……… . Het warmtetransport in de soep vindt plaats door ……. .
Slide 19 - Open vraag
Bekijk de advertentie. De noppen zijn kleine blaasjes gevuld met lucht.
Naar: Examen 2005, tweede tijdvak
Kies het juiste antwoord.
De lucht in de noppen vermindert warmtetransport door …… .
De reflecterende laag vermindert warmtetransport door …….. .
Slide 20 - Open vraag
Bekijk de advertentie. De noppen zijn kleine blaasjes gevuld met lucht.
Kies het juiste antwoord.
Warmtetransport door geleiding wordt tegengegaan door
Warmtetransport door straling wordt tegengegaan door
Slide 21 - Open vraag
Twee vakantiegangers zitten onder een parasol, om zich te beschermen tegen de felle zon. Welke manier van warmteoverdracht wordt vooral door de parasol tegengehouden?
A
• geleiding
B
• straling
C
• stroming
Slide 22 - Quizvraag
Via een niet-geïsoleerde spouw gaat veel warmte verloren. Op welke twee manieren gebeurt dat vooral?
A
• geleiding en straling
B
• geleiding en stroming
C
• stroming en straling
Slide 23 - Quizvraag
In arme landen wonen mensen vaak in hutten. Zij koken binnen op hout. Daarbij ontstaan giftige gassen en veel rook. Philips heeft een houtbrander ontwikkeld die heel schoon brandt en zeer zuinig is. De houtbrander is aan de binnenkant geïsoleerd met hittebestendig vezelpapier van glas- en steenwol.
Welke vorm van warmtetransport wordt op deze manier sterk verminderd?
A
• geleiding
B
• stroming
C
• straling
Slide 24 - Quizvraag
In 2013 werd op de Zuidpool een Nederlands laboratorium voor klimaatonderzoek geopend. Tijdens veldonderzoek dragen de wetenschappers goed isolerende kleding. In hun jassen zit bijvoorbeeld een laag dons. Waardoor isoleert dons zo goed?
A
• Dons bevat stilstaande lucht.
B
• Dons geleidt warmte goed.
C
• Dons reflecteert de warmtestraling.
Slide 25 - Quizvraag
Kies het juiste woord. Gebruik tabel 21 van Binas. Hoe dikker een PUR-schuimlaag in de spouwmuur, hoe hoger de k-waarde.
A
waar
B
niet waar
Slide 26 - Quizvraag
Kies het juiste woord. Gebruik tabel 21 van Binas. Een raamkozijn van aluminium houdt meer warmte tegen dan een raamkozijn van kunststof.
A
waar
B
niet waar
Slide 27 - Quizvraag
Kies het juiste woord. Gebruik tabel 21 van Binas. Spaanplaat houdt meer warmte tegen dan cellenbeton.
A
waar
B
niet waar
Slide 28 - Quizvraag
Kies het juiste woord. Gebruik tabel 21 van Binas. Enkel glas laat twee keer zoveel warmte door als dubbelglas met een 8 mm spouw.
A
waar
B
niet waar
Slide 29 - Quizvraag
Kies het juiste woord. Gebruik tabel 21 van Binas. Hardhouten vensters houden net zoveel warmte tegen als kunststof vensters.