chemisch evenwicht

Chemisch evenwicht 
Wie weet het beter? 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
ChemieSecundair onderwijs

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chemisch evenwicht 
Wie weet het beter? 

Slide 1 - Tekstslide

We beschouwen de volgende evenwichtsreactie: A + B <--> C
Deze reactie is in evenwicht als:
A
zowel de reactiesnelheid van de reactie naar rechts als de reactiesnelheid van de reactie naar links gelijk zijn aan nul.
B
de reactiesnelheid van de reactie naar rechts gelijk is aan de reactiesnelheid van de reactie naar links.
C
de reactiesnelheid van de reactie naar rechts groter is dan de reactiesnelheid van de reactie naar links.
D
de reactiesnelheid van de reactie naar rechts kleiner is dan de reactiesnelheid van de reactie naar links.

Slide 2 - Quizvraag


In een gesloten recipiënt van 1 liter brengt men 0,5 mol N2 en 0,8 mol H2 .Hierna stelt er zich een
evenwicht in volgens de vergelijking:

N2 (g) + 3 H2 (g) <--> 2 NH3 (g)

De evenwichtsconcentratie aan ammoniak bedraagt 0,2 mol/L. Wat is de evenwichtsconcentratie aan
H2?
A
0,4 mol/l
B
0,5 mol/l
C
0,6 mol/l
D
De evenwichtsconstante voor de reactie bij de beschouwde temperatuur moet gekend zijn

Slide 3 - Quizvraag

N2   +  3H2  <-->   2NH3
begin                0,5                                0,8                                                 0

tijdens

evenwicht                                                                                                     0,2

Slide 4 - Tekstslide


In een gesloten recipiënt van 2 liter brengt men 0,5 mol N2 en 0,8 mol H2 .Hierna stelt er zich een
evenwicht in volgens de vergelijking:

N2 (g) + 3 H2 (g) <--> 2 NH3 (g)

De evenwichtsconcentratie aan H2 bedraagt 0,1 mol/L. Wat is de evenwichtsconcentratie aan
NH3?
A
0,2 mol/l
B
0,3 mol/l
C
0,4 mol/l
D
De evenwichtsconstante voor de reactie bij de beschouwde temperatuur moet gekend zijn

Slide 5 - Quizvraag

N2   +  3H2  <-->   2NH3
begin                0,5                                0,8                                                 0

tijdens

evenwicht                                             0,2                                                                             
opgelet: 2 liter

Slide 6 - Tekstslide

Welk van onderstaande chemische evenwichten is niet homogeen?
(vraag 2 pag 22)
A
B
C
D

Slide 7 - Quizvraag

Het gas NOCl ontbindt bij een hoge temperatuur gedeeltelijk in de gassen NO en Cl2 . Indien men
uitgaat van een initiële hoeveelheid NOCl(g) van 4,0 mol in een reactievat van 5,0 liter, en men houdt
bij evenwicht 2,5 mol NOCl over, dan is de concentratie van het gas Cl2 :
A
0,75 mol/l
B
0,50 mol/l
C
0,30 mol/l
D
0,15 mol/l

Slide 8 - Quizvraag

2NOCl   <-->  2NO  +   Cl2
begin                4,0                                                             0                                 0

tijdens

evenwicht     2,5                                                                          
opgelet: 5 liter

Slide 9 - Tekstslide

Bij de volgende omkeerbare reactie: A(aq) + B(aq) 2 C (aq) + D(aq)
meng je 1 mol A met 2 mol B.
Na instelling van het evenwicht bij een bepaalde temperatuur vind je als evenwichtsconstante 4.
Over de evenwichtsconcentraties kan je met zekerheid zeggen dat:
A
[C] = 2 [D]
B
[A] = [B]
C
2[C] [D] = [A] [B]
D
4[C]2[D] = [A] [B] Vraag

Slide 10 - Quizvraag

A + B <--> 2C + D
Begin                       1              2                          0                0
Tijdens
evenwicht 

Slide 11 - Tekstslide

Gegeven het volgende chemisch evenwicht tussen gassen:
4 A + 2 B C + 3 D + 5 E
Vertrekkend van 10,0 mol A, 10,0 mol B en 2,0 mol C blijft in de evenwichtstoestand 8,0 mol A over.
Van de andere componenten zijn dan aanwezig:
A
8,0 mol B
B
0,5 mol C
C
1,5 mol D
D
5,0 mol E

Slide 12 - Quizvraag

4A + 2B <--> C + 3D + 5E
Begin         10                10                           2               0                0
Tijdens
evenwicht 8

Slide 13 - Tekstslide

Gegeven is de volgende evenwichtsreactie tussen drie reagentia:
2 X <--> 3 Y + Z
De evenwichtsconstante bedraagt 0,16.
In 1 liter oplossing zit bij evenwicht 0,1 mol X en 0,1 mol Y.
Hoeveel bedraagt de concentratie aan Z bij chemisch evenwicht?
A
0,016 mol/l
B
0,16 mol/l
C
0,4 mol/l
D
1,6 mol/l

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide