H3 Grammatica zinsdelen: bijvoeglijke en ondergeschikte bepaling
Redekundig ontleden
Zinsdelen:
bijvoeglijke bepaling en ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Redekundig ontleden
Zinsdelen:
bijvoeglijke bepaling en ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
Slide 1 - Tekstslide
Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?
Hij gaf de lastige klus aan zijn slimme collega.
A
Hij | gaf | de lastige klus | aan | zijn | slimme collega.
B
Hij gaf | de lastige klus | aan
| zijn slimme collega.
C
Hij | gaf | de lastige klus | aan zijn slimme collega.
D
Hij | gaf | de lastige klus | aan | zijn slimme collega.
Slide 2 - Quizvraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.
Slide 3 - Sleepvraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Hangjongeren
hebben
de burgemeester
voor veel problemen
gezorgd
afgelopen zomer.
Slide 4 - Sleepvraag
Wat is een zelfstandig naamwoord?
Slide 5 - Open vraag
Je kan de kern van een zinsdeel vinden.
Je kan een bijvoeglijke bepaling benoemen in een zinsdeel.
Je kan een ondergeschikte bepaling benoemen in een zinsdeel.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Een bijvoeglijke bepaling is GEEN APART ZINSDEEL, maar een deel van een ander zinsdeel.
Het maakt niet uit van welk zinsdeel het een onderdeel is. Het geeft extra informatie over de kern van het zinsdeel.
Je mag dus niet hele zinsdelen weglaten.
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen zin 1 en 2?
1. In die zaal |heeft | dat meisje | een schilderij | bekeken.
2. In die nieuwe zaal van het museum | heeft | dat leuke meisje uit mijn klas | een prachtig schilderij van Frans Hals| bekeken.
Slide 14 - Tekstslide
Schrijf de kernwoorden op: 1. In die zaal | heeft | dat meisje | een schilderij | bekeken.
Slide 15 - Open vraag
Schrijf de kernwoorden op: 2. In die nieuwe zaal | heeft | dat leuke meisje | een prachtig schilderij | bekeken.
Slide 16 - Open vraag
Schrijf de kernwoorden op: 3. In die nieuwe zaal van het museum | heeft | dat leuke meisje uit mijn klas | een prachtig schilderij van Frans Hals | bekeken.
Slide 17 - Open vraag
Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd.
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Maak de zin zo kort mogelijk
4) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)
Mijn kleine broertje van acht jaar mocht afgelopen zaterdag aan een belangrijke voetbalwedstrijd meedoen.
Slide 18 - Tekstslide
Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd.
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Maak de zin zo kort mogelijk
4) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)
Mijn kleinebroertjevan acht jaar /mocht/ afgelopenzaterdag/ aan een belangrijkevoetbalwedstrijd /meedoen.
Slide 19 - Tekstslide
Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd.
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Maak de zin zo kort mogelijk
4) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)
De mooie ring van mijn oma heb ik in een mooi, blauw doosje gedaan.
Slide 20 - Tekstslide
Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd.
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Maak de zin zo kort mogelijk
4) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)
De mooieringvan mijn oma /heb /ik/ in een mooi, blauwdoosje /gedaan.
Slide 21 - Tekstslide
Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd.
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Maak de zin zo kort mogelijk
4) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)
Ik neem iedere dag vijf sneeën met kaas mee naar mijn werk.
Slide 22 - Tekstslide
Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd.
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Maak de zin zo kort mogelijk
4) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)
Ik /neem /iedere dag /vijfsneeënmet kaas/ mee /naar mijn werk.
Slide 23 - Tekstslide
Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd.
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Maak de zin zo kort mogelijk
4) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)
Aan het begin van het schooljaar hebben de leerlingen uit klas m2e een zakelijke e-mail met bijlage naar hun docent Nederlands gestuurd.
Slide 24 - Tekstslide
Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd.
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Maak de zin zo kort mogelijk
4) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)
Aan het beginvan het schooljaar /hebben /de leerlingenuit klas m2e /een zakelijkee-mail met bijlage/ naar hun docentNederlands/ gestuurd.
Slide 25 - Tekstslide
Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd.
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Maak de zin zo kort mogelijk
4) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)
De aardige tuinman uit Dinther heeft de
hele oude bomen in de tuin van de bakker in het najaar omgezaagd.
Slide 26 - Tekstslide
Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd.
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Maak de zin zo kort mogelijk
4) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)
De aardigetuinmanuit Dinther /heeft /de hele oudebomenin de tuin van de bakker/ in het najaar /omgezaagd.
Slide 27 - Tekstslide
Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling naar het juiste vak.
Zin:
kern
bijvoeglijke
bepaling
Ze
heeft
een
mooie,
rode
auto.
Slide 28 - Sleepvraag
Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin:
kern
bijvoeglijke
bepaling
Hij
kocht
een
hele nieuwe
telefoon.
Slide 29 - Sleepvraag
Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin:
kern
bijvoeglijke
bepaling
De
dikgedrukte
woorden
noemen
we
bijvoeglijke
bepalingen.
Slide 30 - Sleepvraag
Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin:
kern
bijvoeglijke
bepaling
Met
de
nieuwe
vriend
van mijn zus
kan
ik
goed
opschieten.
Slide 31 - Sleepvraag
Slide 32 - Tekstslide
Doel
Je kan binnen de zinsdelen de bijvoeglijke bepalingen vinden.
Je kan de bijvoeglijke bepalingen op de goede manier noteren.
Slide 33 - Tekstslide
Ik kan binnen de zinsdelen bijvoeglijke bepalingen vinden.
A
ja
B
nee
Slide 34 - Quizvraag
Ik kan de bijvoeglijke bepaling op de juiste manier opschrijven.
A
ja
B
nee
Slide 35 - Quizvraag
Slide 36 - Video
Slide 37 - Video
De minister beval een onderzoek.
Vul onderstaande zin aan met zoveel mogelijk bijvoeglijke bepalingen.
Slide 38 - Open vraag
Het huis wordt afgebroken.
Vul onderstaande zin aan met zoveel mogelijk bijvoeglijke bepalingen.
Slide 39 - Open vraag
De leerling maakte een toets.
Vul onderstaande zin aan met zoveel mogelijk bijvoeglijke bepalingen.
Slide 40 - Open vraag
succes
Bedenk minstens twee bijvoeglijke bepalingen bij het
zelfstandig naamwoord.
Slide 41 - Open vraag
kamer
Bedenk minstens twee bijvoeglijke bepalingen bij het
zelfstandig naamwoord.
Slide 42 - Open vraag
steen
Bedenk minstens twee bijvoeglijke bepalingen bij het