Grammatica zinsdelen bijv.bep.

Redekundig ontleden
Zinsdelen:
bijvoeglijke bepaling
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Redekundig ontleden
Zinsdelen:
bijvoeglijke bepaling

Slide 1 - Tekstslide

Doel
  • Je kan binnen de zinsdelen de bijvoeglijke bepalingen vinden.
  • Je kan de bijvoeglijke bepalingen op de juiste manier noteren. 

Slide 2 - Tekstslide

Weet je nog?
Ontleden betekent: iets in stukjes verdelen en ieder stuk een naam geven.

Bij redekundig ontleden verdeel je een zin in zinsdelen.

Dit doe je door meerdere keren de volgorde te veranderen. De woorden die steeds bij elkaar blijven, vormen een zinsdeel. PV en OW zijn ook zinsdelen. Een zinsdeel kan dus uit 1 woord bestaan.
 

Slide 3 - Tekstslide

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd )
  2. Onderwerp                               (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin)
  4. Lijdend voorwerp                  (wie + alle benoemde zinsdelen? of wat + alle                                                              benoemde zinsdelen?)
  5. Meewerkend voorwerp      (aan wie + alle benoemde zinsdelen? of voor                                                                wie + alle benoemde zinsdelen?)
  6. Bijwoordelijke bepaling      (alle overgebleven zinsdelen)

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg over Bijvoeglijke bepaling (BB)
Zinsdeel => belangrijkste woord is kern .
Als de kern van een zinsdeel een zelfstandig naamwoord is, kan er vóór of achter de kern extra informatie over de kern staan. Dat is dan de bijvoeglijke bepaling. 
Bijvoeglijke bepalingen zijn meestal :
- bijvoeglijke naamwoorden (sportief, mooi)
- bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw) 
- telwoorden (drie, veel).

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Een bijvoeglijke bepaling is GEEN APART ZINSDEEL, maar een deel van een ander zinsdeel.
Zoals van
  • het onderwerp, 
  • het lijdend voorwerp, 
  • het meewerkend voorwerp en/of 
  • de bijwoordelijke bepaling(en) … 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen zin 1, 2 en 3?
1. In die zaal | heeft | dat meisje | een schilderij | bekeken.
2. In die nieuwe zaal | heeft | dat leuke meisje | een prachtig schilderij | bekeken.
3. In die nieuwe zaal van het museum | heeft | dat leuke meisje uit mijn klas | een prachtig schilderij van Frans Hals | bekeken.

Slide 8 - Tekstslide

  • Door in zin 1 woorden/woordgroepen bij te voegen hebben we zin
    2 en 3 gekregen. 

  • Die woorden/woordgroepen zeggen iets extra's over zaal, over
    meisje, over schilderij: over een zelfstandig naamwoord dus.  

  • Dat extra's kan vóór en achter het zelfstandig naamwoord (kernwoord) staan. Wanneer het achter een zelfstandig naamwoord staat begint het met een voorzetsel (van, in, op etc.)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf de kernwoorden op:
1. In die zaal | heeft | dat meisje | een schilderij | bekeken.

Slide 11 - Open vraag

Schrijf de kernwoorden op:
2. In die nieuwe zaal | heeft | dat leuke meisje | een prachtig schilderij | bekeken.

Slide 12 - Open vraag

Schrijf de kernwoorden op:
3. In die nieuwe zaal van het museum | heeft | dat leuke meisje uit mijn klas | een prachtig schilderij van Frans Hals | bekeken.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en)

Mijn kleine broertje van acht jaar mocht afgelopen zaterdag aan een belangrijke voetbalwedstrijd meedoen. 

Slide 15 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)

Mijn kleine broertje van acht jaar /mocht/ afgelopen zaterdag/ aan een belangrijke voetbalwedstrijd /meedoen. 

Slide 16 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en)

De mooie ring van mijn oma heb ik in een mooi, blauw doosje gedaan. 

Slide 17 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en) (zijn rood)

De mooie ring van mijn oma /heb /ik/ in een mooi, blauw doosje /gedaan. 

Slide 18 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en)

Ik neem iedere dag vijf sneeën met kaas mee naar mijn werk. 

Slide 19 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en)

Ik /neem /iedere dag /vijf sneeën met kaas/ mee /naar mijn werk

Slide 20 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en)

Aan het begin van het schooljaar hebben de leerlingen uit klas m2e een zakelijke e-mail met bijlage naar hun docent Nederlands gestuurd.

Slide 21 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en)

Aan het begin van het schooljaar /hebben /de leerlingen uit klas m2e /een zakelijke e-mail met bijlage/ naar hun docent Nederlands/ gestuurd.

Slide 22 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en)

De aardige tuinman uit Dinther heeft de
 hele oude bomen in de tuin van de bakker in het najaar omgezaagd. 

Slide 23 - Tekstslide

Maak zinsdelen, onderstreep de kernen en omcirkel de bvb 
Mijn kleine broertje van drie jaar mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een belangrijke voetbalwedstrijd. 
1) Verdeel de zin in zinsdelen.
2) Onderstreep de kernen.
3) Omcirkel de bijvoeglijke bepaling(en)

De aardige tuinman uit Dinther /heeft /de hele oude bomen in de tuin van de bakker/ in het najaar /omgezaagd. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

Doel
  • Je kan binnen de zinsdelen de bijvoeglijke bepalingen vinden.
  • Je kan de bijvoeglijke bepalingen op de goede manier noteren.

Slide 27 - Tekstslide

Ik kan binnen de zinsdelen bijvoeglijke bepalingen vinden.
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Ik kan de bijvoeglijke bepaling op de juiste manier opschrijven.
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak blz 124 oef 1-2-3-4 (5)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video



De minister beval een onderzoek.
Vul onderstaande zin aan met zoveel mogelijk bijvoeglijke bepalingen.

Slide 33 - Open vraag



Het huis wordt afgebroken.
Vul onderstaande zin aan met zoveel mogelijk bijvoeglijke bepalingen.

Slide 34 - Open vraag



De leerling maakte een toets.
Vul onderstaande zin aan met zoveel mogelijk bijvoeglijke bepalingen.

Slide 35 - Open vraag



succes
Bedenk minstens twee bijvoeglijke bepalingen bij het 
zelfstandig naamwoord. 

Slide 36 - Open vraag



kamer
Bedenk minstens twee bijvoeglijke bepalingen bij het 
zelfstandig naamwoord. 

Slide 37 - Open vraag



steen
Bedenk minstens twee bijvoeglijke bepalingen bij het 
zelfstandig naamwoord. 

Slide 38 - Open vraag