Woordbenoemen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Woordbenoemen 09-10-2024

8-10-2024

09-10-2024

• Woordbenoemen herhaling + werkblad
• Vragen
• Leren

Lesdoelen

Je weet wat een werkwoord , lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel is.

Je kunt een werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel benoemen in een zin.

 

WERKWOORD (WW)

- Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.

- Je kunt een werkwoord vervoegen. 

Let op! Minimaal 1 werkwoord per zin. 

LIDWOORD
(LW)

- de, het, een

ZELFSTANDIG NAAMWOORD (ZN)

mensen          dieren

planten           dingen

gevoelens

Let op: eigen namen en aardrijkskundige namen

BIJVOEGLIJKE NAAMWOORD (BN)

BN zegt iets over een ZN.

St.BN zegt iets over het materiaal waarvan een ZN gemaakt is. 

VOORZETSEL (VZ)

Voorzetsels zijn woorden die een plaats, tijd of reden/oorzaak aangeven.

Welke woordsoorten zien we?

• Het kleine meisje ging met haar lieve hond wandelen in het bos bij Amsterdam. 
• Tijdens de lange wandeling kwam Sara een mooie rode klaproos tegen.  

Werkblad / deze les

Wat?	Werkblad woordbenoemen
Waar?	Classroom
Wanneer?	Deze les
Hoe?	Op een rustige toon, geen muziek.
Klaar?	Oefen met de examenwoorden (in Classroom)