2M1 - 13 mei (zelfstandig)

2M1 - Woensdag 13 mei
Nodig:
- iPad
- Oortjes of koptelefoon
- Etui
- Werkboek §4.2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2M1 - Woensdag 13 mei
Nodig:
- iPad
- Oortjes of koptelefoon
- Etui
- Werkboek §4.2

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
  • Insturen huiswerk
  • Herhalingsvragen: §4.2
  • Nieuw: §4.3
  • Check les
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk



Paragraaf 4.2
Opdracht 5, 6 en 7

Woensdag 13 mei - 3e uur

Slide 3 - Tekstslide

Maak een foto van je huiswerk in je werkboek.
Zorg dat je alle vragen stuurt. Je mag meerdere foto's maken.

Slide 4 - Open vraag

Herhalingsvragen
Check vragen

Slide 5 - Tekstslide

Welk begrip?
"Het van te voren controleren van berichten in de kranten of op de radio."
A
Mobilisatie
B
Capituleren
C
Bezetting
D
Censuur

Slide 6 - Quizvraag

De Duitsers zorgden ervoor dat alle organisaties in Nederlanden werden gelijkgeschakeld. Wat betekent dit?
A
Elke organisatie moest een gelijk aantal werknemers hebben.
B
Elke organisatie kreeg de vrijheid om te bepalen wat ze wilden.
C
Elke organisatie moest precies doen wat de Duitsers zeiden.
D
Elke organisatie moest voortaan Duits als taal gebruiken.

Slide 7 - Quizvraag

Wat was de aanleiding voor de Februaristaking?
A
Het oppakken van joden in Amsterdam
B
Het executeren van leiders van een staking
C
Het neerschieten van verzetstrijders
D
De inval in Polen

Slide 8 - Quizvraag

Geef van de 5 voorbeelden aan of hier sprake is van 'verzet' of 'collaboratie':

1. Persoonsbewijzen vervalsen.
2. Joodse kinderen helpen.
3. Onderduikers verraden.
4. Illegale kranten verspreiden.
5. Nazi- propaganda verspreiden.
A
1. verzet, 2. verzet, 3. collaboratie, 4. verzet, 5. collaboratie
B
1. collaboratie, 2. verzet, 3. collaboratie, 4. verzet, 5. collaboratie
C
1. verzet, 2. verzet, 3. collaboratie, 4. collaboratie , 5. collaboratie
D
1. collaboratie, 2. collaboratie, 3. verzet, 4. collaboratie, 5. verzet

Slide 9 - Quizvraag

NIEUW
4.3 "De holocaust"

Slide 10 - Tekstslide

Antisemitisme
Antisemitisme betekend haat tegen joden.  Anti = tegen  Semtiet = joods

Al vanaf 60 v. C. worden joden in Europa gedicrimineerd. Tegenwoordig is dit nog steeds zo. 

Ook in de Middeleeuwen was er veel antisemitisme. 
Op de afbeelding zie je een pogrom. Dit is een aanval tegen een bepaalde groep waarbij de mensen worden mishandeld en vermoord. Daarnaast worden huizen en andere bezittingen stuk gemaakt en in brand gestoken. Hier worden joodse mensen worden door christenen in elkaar geslagen. 

Slide 11 - Tekstslide

Antisemitisme
Antisemitisme betekend haat tegen joden. Anti = tegen Semtiet = joods

Al vanaf 60 v. C. worden joden in Europa gediscrimineerd. Dit betekend dat bepaalde groepen mensen slechter worden behandeld dan anderen. 


Slide 12 - Tekstslide

Rassenleer

Vanaf de 19e eeuw ontstond de rassenleer. De rassenleer is een theorie dat mensen in verschillende 'rassen' verdeeld kunnen worden én dat het ene 'ras beter is dan het andere. 

Volgens de nazi's was het Germaanse ras (Duitsers en Scandinaviers) het beste ras. Het laagste ras waren de joden. Zij waren onmensen en moesten worden uitgeroeid. 
Deze twee stagaires leggen aan basisschool kinderen uit hoe je alle verschillende 'rassen' kunt herkennen. 

Slide 13 - Tekstslide

Holocaust
Het vervolgen en de uiteindelijke moord door de nazi's op de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog noemen we de Holocaust
Holocaust betekend 'brandoffer'. Omdat dit in de geschiedenis ook als een vrijwillig offer is gebruikt, gebruiken sommigen liever een andere naam.
Bijvoorbeeld Shoah of Sjoa. Dit betekend 'ramp. 
De J in het persoonsbewijs staat voor 'Joods'. 

Slide 14 - Tekstslide

Vier fasen
De holocaust kun je in vier verschillende fasen verdelen:
  • Discriminatie
  • Uitsluiten
  • Concentreren
  • Vernietiging

Slide 15 - Tekstslide

Fase 1

Discriminatie
Pesten en vernederen

Slide 16 - Tekstslide

Discriminatie
Het pesten en vernederen van joden is iets wat je in de geschiedenis veel terug kan vinden. 
Toch zie je dat in jaren voor de oorlog het antisemitisme langzaam groeit.  
In Duitsland zijn veel mensen teleurgesteld, boos en verdrietig vanwege de Eerste Wereldoorlog, veel politieke onrust en economische problemen vanwege de crisis in 1929. 
Fase 1

Slide 17 - Tekstslide

Kristallnacht 

Op 9 november 1838 vermoord een joodse jongen een Duitse diplomaat in Parijs.

Als reactie hierop houdt de Minister van propaganda,  Joseph Goebbels houdt een haatrede tegen Joden.
Duitsers trekken Duitsers massaal de straat op om eigendommen van Joden te vernielen. De politie en SS kregen de opdracht om niet in te grijpen.
Fase 1
Een Joodse synagoge is helemaal stukgeslagen in de Kristallnacht. 

Slide 18 - Tekstslide







De nacht van 9 op 10 november 1938 krijgt de naam 'Kristallnacht' vanwege alle ramen van de huizen en winkels van joden die stuk zijn geslagen. 

Slide 19 - Tekstslide

Veel synagoges worden in brand gestoken. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze joodse mannen werden gedwongen om met een David's ster door de stad rond te lopen. 

Slide 21 - Tekstslide

Ook worden er tijdens Kristallnacht Joden opgepakt en naar Buchenwald, een concentratiekamp in Duitsland, gebracht. 

Slide 22 - Tekstslide

Fase 2

Uitsluiten
Wetten en sterren

Slide 23 - Tekstslide

Uitsluiten
De Nazi's willen de jodens steeds meer buitensluiten van het gewone leven.
Er komen verschillende wetten waarin stond dat joden niet met niet-joden mochten trouwen. Niet meer bij de overheid mochten werken. Geen fiets mochten hebben. En nog veel meer... 
Fase 2

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Door propaganda, zoals in de afschuwelijke film De Eeuwige Jood of via hun eigen krant Der Stürmer...
...slagen de Nazi's erin, het Duitse volk te hersenspoelen: Joden moet je uitsluiten!

Slide 26 - Tekstslide

Checkvragen
Check vragen

Slide 27 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je
deze les hebt geleerd.

Slide 28 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les
nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 29 - Open vraag

Huiswerk



Paragraaf 4.3
Opdracht 1 t/m 3 

Donderdag 14 mei - 4e uur

Slide 30 - Tekstslide