Elektriciteit H2

Elektriteit
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Elektriteit

Slide 1 - Tekstslide

Als er een elektrische stroom loopt, wordt een draad warm.

Een gloeilamp is hier een goed voorbeeld van

Slide 2 - Tekstslide

Er zijn ook andere manieren om licht te maken:

- TL-buis, een gas

-LED is een halfgeleider

- LCD vloeibare kristallen (doorlaten of niet) RGB

Slide 3 - Tekstslide

Elektromotor
Een elektromotor werkt dmv een permanente magneet  en een draaibare spoel. 

Hij zet elektrische energie om in bewegingsenergie. 

Slide 4 - Tekstslide

Een ........... geeft licht doordat de gloeidraad een heel hoge temperatuur heeft.
A
tl-lamp
B
LED-lamp
C
spaarlamp
D
gloeilamp

Slide 5 - Quizvraag

In welke van de onderstaande apparaten vind je geen elektromotor?
A
wasmachine
B
computer
C
zaklamp
D
dvd-speler

Slide 6 - Quizvraag

voorbeelden van een spanningsbron

  • batterij
  • elektromotor
  • accu
  • dynamo
  • (dus geen stopcontact !)

Slide 7 - Tekstslide

Wisselspanning wisselt van + en - (stopcontact 230V)

Gelijkspanning blijft hetzelfde (batterij 1,5V)


Batterijen in serie schakelen: spanningen optellen

Batterijen parallel schakelen: niet optellen, maar ze gaan langer mee

Slide 8 - Tekstslide

een generator levert
A
wisselspanning
B
gelijkspanning
C
Volt
D
Ampere

Slide 9 - Quizvraag

Een batterij levert
A
wisselspanning
B
gelijkspanning

Slide 10 - Quizvraag

Welke soort batterij zie je hier ?
A
oplaadbare batterij
B
penlite batterij
C
knoopbatterij
D
accu batterij

Slide 11 - Quizvraag

wat zijn de belangrijkste onderdelen van een dynamo?
A
schakelaar, batterij
B
spoel, magneet
C
batterij, spoel

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Een elektrische schakeling of een stroomkring bevat een spanningsbron, een elektrisch apparaat en verbindingsdraden. Het elektrische apparaat werkt als de stroomkring gesloten is.

In een stroomkring gaat de stroom van de plus (+) van de spanningsbron door een stroomdraad naar het apparaat en dan door een andere stroomdraad naar de min (-) van de spanningbron.

Je gebruikt symbolen om de onderdelen in een schakelschema aan te geven. Voorbeelden van symbolen zijn:


Slide 14 - Tekstslide

Wat voor soort stroomkring zie je hier?
A
Open stroomkring
B
Gesloten stroomkring

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste bewering:
A
De lamp kan niet branden
B
Dit is een open stroomkring
C
De stroomkring is gesloten
D
De lamp is verkeerd om aangesloten

Slide 16 - Quizvraag

Oefening stroomkring
A
Het lampje brandt
B
Het lampje brandt niet

Slide 17 - Quizvraag

Oefening stroomkring
A
Het lampje brandt
B
Het lampje brandt niet

Slide 18 - Quizvraag

Wat weet je van stroom in een parallel schakeling?
A
Het is overal hetzelfde
B
Stroom in vertakking is minder dan in hoofdtak
C
Er zit geen regel aan

Slide 19 - Quizvraag

Elektronische zekering
Smeltveiligheid

Slide 20 - Tekstslide

Schakelingen en veilighei
Overbelasting:te veel apparaten aangesloten
Kortsluiting:directe verbinding tussen de + en –
Meterkast: Smeltzekering 16A per groep
Aardlekschakelaar (30 mA)
Hoofdschakelaar
Jouw lichaam werkt op elektrische stroompjes
Wisselspanning is gevaarlijker dan gelijkspanning


Slide 21 - Tekstslide

Een zekering beveiligt tegen
A
overbelasting
B
kortsluiting
C
Brand
D
overbelasting en kortsluiting

Slide 22 - Quizvraag

als je deze stekker in het stopcontact
steekt valt de stroom uit.
Wat is er gebeurd?
A
elektriciteitsdraden zijn gesmolten
B
de aardlekschakelaar is uitgeschakeld door kortsluiting
C
er is een zekering doorgebrand/uitgegaan door overbelasting
D
er is een zekering doorgebrand/uitgegaan door kortsluiting

Slide 23 - Quizvraag

Er is een zekering doorgeslagen, wat is een mogelijke oorzaak?
A
overbelasting
B
Piet zit aan de aardleiding
C
kapotte lamp
D
de nul draad is kapot

Slide 24 - Quizvraag

Wat kan er gebeuren als de stroom in huis te groot wordt?
A
Kortsluiting
B
Overbelasting
C
Beiden

Slide 25 - Quizvraag

Waarom krijgen was-droog combinaties vaak een 'eigen groep'?
A
Hogere spanning
B
Hoge stroom
C
Werkt met water
D
Grotere kans op kortsluiting

Slide 26 - Quizvraag

Wat doet een aardlekschakelaar
A
Schakelaar die iets uit of aan zet.
B
Schakelt de stroom uit van een groep zodra er ergens stoom lekt.
C
Daarmee kan je meten hoeveel stroom er in de aarde zit.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 27 - Quizvraag