¿Qué vas a hacer?/Wat ga je doen: Opdrachten digitale omgeving
¿Qué necesitas?/ Wat heb je nodig?: "Compañeros" -editie huiswerk/ H1-¡Hola!/1.3 Comunicación/ opdrachten 1 t/m 9
¿Cómo trabajas?/ Hoe werk je?: Tú trabajas solo/sola ; Alleen werken (je mag zachtjes overleggen)
¿Cuánto tiempo?: 20 minutos.
Objetivo (doel): Je oefent nogmaals met getallen
schrijven en herkennen door te luisteren
He terminado la tarea ¿y ahora?/ Klaar, en nu?
Verder leren >>>> vocabulario 1-50 NL-ESP