Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
SAMENVATTING ECONOMIE REKENSOMMEN 2KM1
MEVROUW BHALLA
Slide 1 - Tekstslide
Afzet
=
Het aantal producten dat je verkoopt
Slide 2 - Tekstslide
afzet x verkoopprijs =
??
ANTWOORD OP VOLGENDE DIA
Slide 3 - Tekstslide
OMZET!
Slide 4 - Tekstslide
VOORBEELD OMZET
Experience college verkoopt op een schooldag 120 zakken chips. Deze kost 1,50 per zak.
120 x 1,50 = 180 euro omzet.
Slide 5 - Tekstslide
Inkoopwaarde en Bedrijfskosten
De prijs die je betaalt voor ingekochte grondstoffen/ingrediënten/producten
noem je inkoopwaarde
Bijvoorbeeld: bakker koopt meel, olie en zout in voor €200,-
Hier maakt de bakker brood van.
De inkoopwaarde is dan €200,-
De bakker moet naast de ingrediënten ook andere dingen betalen, zoals salaris voor zijn medewerkers, elektriciteit en reclamekosten. Deze kosten noem je bedrijfskosten.
Bijvoorbeeld: 2 medewerkers die 100 per maand verdienen. 50 euro voor de elektriciteit en 30 euro aan reclamekosten. De bedrijfskosten zijn dan €180
Slide 6 - Tekstslide
Waar is dit de formule voor?
omzet - inkoopwaarde =
..?
Slide 7 - Tekstslide
BRUTOWINST!
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeeld:
Omzet is €1.000.000,- en de inkoopwaarde is €400.000,-.
Reken de brutowinst uit.
Oplossing: €1.000.000,- - €400.000,- = €600.000,-
Brutowinst=€600.000,-
Slide 9 - Tekstslide
Waar is dit de formule voor?
brutowinst - bedrijfskosten
..?
Slide 10 - Tekstslide
NETTOWINST!
Slide 11 - Tekstslide
Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten.
Je hebt dus de brutowinst nodig om de nettowinst te berekenen. De brutowinst staat niet altijd in de som, dan moet je de brutowinst eerst zelf berekenen. De formule voor het berekenen van de nettowinst wordt dan: