Grammatica en formuleren 2

Grammatica en formuleren 2
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Grammatica en formuleren 2

Slide 1 - Tekstslide

Voegwoorden
Voegwoorden zijn woorden die woorden, groepen woorden of zinnen met elkaar verbinden. 

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden van voegwoorden
En, maar, want, of, dus, omdat, doordat, terwijl, totdat, zodat, nadat, voordat, hoewel, toen, als etc. 

Slide 3 - Tekstslide

Toepassing
Woorden verbinden: Ik wil Fortnite of Roblox spelen.
Woordgroepen verbinden: Ik wil nasi met groenten en bami met kip bestellen.
Zinnen verbinden: Ik wil Fortnite spelen, want Roblox heeft een storing.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het voegwoord in de volgende zin:

Toen de prinses haar ogen opedeed, zag ze een knappe prins.
A
toen
B
opendeed
C
zag
D
een

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het voegwoord in de volgende zin:
Ik draag mijn voetbalkleding ook naar school, omdat het lekker zit.
A
ook
B
draag
C
zit
D
omdat

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin:
Nadat de verkiezingsuitslag bekend werd, juichten de politici luid.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel persoonsvormen staan er in de volgende zin?
In Portugal kun je goed eten en zonnebaden.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel persoonsvormen staan er in de volgende zin?

Voor de islamitische inwoners van Jeruzalem voelt het verkeerd om feest te vieren terwijl meer dan 30 duizend Palestijnen zijn omgekomen bij de oorlog in Gaza.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Hoe herken je een samengestelde zin?

Slide 10 - Tekstslide