Als je iets koopt bij
een persoon (bijvoorbeeld de slager/de bakker) of
je noemt de naam van de winkel (bijvoorbeeld Hema / JD) gebruik je ALTIJD het woord "chez": j'ai acheté de la viande chez le boucher / j'ai acheté des chaussettes chez Hema
Als je iets koopt en je noemt de plek (bijvoorbeeld de slagerij / de bakkerij) dan gebruik je ALTIJD "au" ( le "plek") / "à la" (la "plek): j'ai acheté de la viande à la boucherie / j'ai acheté des chaussures au magasin de chaussures