15.3 Gezichtszintuig

15.3 Gezichtszintuig
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

15.3 Gezichtszintuig

Slide 1 - Tekstslide

Doel 15.3
  • (zelf) Je beschrijft de bouw van het oog
  • Je beschijft de  mechanismen die overbelichting van het netvlies voorkomen.
  • Je legt uit hoe je scherp kunt zien
  • (zelf) Je legt uit  hoe je oogafwijkingen kunt corrigeren.
  • Je legt uit hoe je afstanden kunt inschatten en diepte kunt zien.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Binas

Slide 4 - Tekstslide

De pupilreflex

Slide 5 - Tekstslide

De pupilreflex
H14.5

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Pupilreflex

Slide 8 - Tekstslide

De lens

Slide 9 - Tekstslide

Accomoderen
Straalvormig lichaam
->  gespannen -> lensbandjes los -> lens bol -> dichtbij zie


ontspannen -> lensbandjes strak
-> lens plat -> veraf zien


Slide 10 - Tekstslide

Accomoderen

Slide 11 - Tekstslide

De pupilreflex loopt via
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de grote hersenen
D
de kleine hersenen

Slide 12 - Quizvraag

Je kijkt naar de koplampen van een naderende vrachtwagen. Wat gebeurt er met het staalvormig lichaam?
A
Dat ontspant
B
Dat spant aan

Slide 13 - Quizvraag

Je kijkt naar de koplampen van een naderende vrachtwagen. Wat gebeurt er met het de les?
A
Die wordt platter
B
Die wordt boller

Slide 14 - Quizvraag

Tomas is op vakantie in de bergen en geniet van het uitzicht. Dan kijkt hij op zijn wandelkaart om te zien hoe hij verder moet lopen. Wat gebeurt er in zijn ogen om de kaart te kunnen lezen?

A
kringspiertjes trekken samen,
B
kringspiertjes ontspannen

Slide 15 - Quizvraag

Petra probeert de kleine lettertjes van een contract te lezen, haar:
A
lensbandjes zijn slap, de lens wordt platter
B
lensbandjes staan strak, de lens wordt platter
C
lensbandjes zijn slap, de lens wordt boller
D
lensbandjes zijn strak, de lens wordt boller

Slide 16 - Quizvraag

Mo ziet niet goed. Veraf is alles onscherp. Bij hem
A
Is de oogbol te lang, hij heeft een + bril nodig
B
is de oogbol te lang, hij heeft een - bril nodig
C
is de oogbol te kort, hij heeft een - bril nodig
D
is de oogbol te kort, hij heeft een + bril nodig

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Lens - verziend
 Je hebt een bolle lens/ + brillenglas nodig.
Verziend: beeld scherp áchter je netvlies.
Je kunt dichtbij niet scherp zien, je lens is niet bol genoeg/ je oog is te kort.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Lens - bijziend
 Je hebt een holle lens/ - brillenglas nodig.
Bijziend: beeld scherp vóó'r je netvlies.
Je kunt veraf niet scherp zien, je lens is niet plat genoeg/ je oog is te lang.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Lens - oudziend
Oudziend: de lens is niet flexibel genoeg meer en wordt niet bol genoeg meer om goed dichtbij de zien. 
Iemand die bijziend is kan dus op latere leeftijd tóch een leesbril nodig hebben.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Iemand met een multifocale bril...
A
heeft min glazen voor verziendheid en plus voor oudziendheid
B
heeft min glazen voor bijziendheid en plus voor oudziendheid
C
heeft plus glazen voor verziendheid en min voor oudziendheid
D
heeft min glazen voor bijziendheid en min voor oudziendheid

Slide 29 - Quizvraag

Netvlies:
Plaats waar de lichtgevoelige 
zintuigcellen zitten, aan de achterkant van je oogbol.


Slide 30 - Tekstslide

Het oog - netvlies
Je netvlies is bedekt met zintuigcellen:
kegeltjes en staafjes.


Slide 31 - Tekstslide

Gele vlek:
Op het netvlies precies 
achter de iris (optische as)
zit de gele vlek.
De gele vlek bevat vooral
kegeltjes.

Door de grote dichtheid kun je met dit deel van het netvlies heel scherp zien (150.000 per mm3). 

Slide 32 - Tekstslide

Blinde vlek:
Op de plek waar de oogzenuw en de 
bloedvaten het oog 
binnenkomen/ uitgaan
zitten geen zintuigcellen. Hier kun je dus geen licht
opvangen.

Slide 33 - Tekstslide

Blinde vlek:
Doordat de blinde vlek
voor beide ogen op een 
andere plek van het 
gezichtsveld zit zie je
toch alles.

Zit op de horizontale as van de gele vlek dichter naar de neus.

Slide 34 - Tekstslide

Diepte zien

Slide 35 - Tekstslide

Diepte zien
In het chiasma opticum kruisen
de oogzenuwen elkaar
gedeeltelijk. Hierdoor vallen de
beelden van het rechterdeel van
het gezichtsveld van beide ogen
samen aan de linkerkant
van je brein (en andersom).

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Diepte zien
1

2

3

Welk deel zie je niet?
Welk deel zie je niet?

Slide 38 - Tekstslide

Diepte zien
1

2

3

Welk deel zie je niet?

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

chiasma
chiasma opticum
oogzenuwen "kruisen" en een deel van de zenuwen gaat naar de andere hersenhelft

Afstand en diepte zien, daar heb je input van beide ogen voor nodig, waarbij het beeld in de hersenen overlapt.

Slide 41 - Tekstslide

Je ziet iets met je linkeroog. Dit beeld wordt verwerkt in

A
Je linker gezichtscentrum
B
Je rechter gezichtscentrum
C
Beide gezichtscentra
D
Geen van de gezichtscentra

Slide 42 - Quizvraag

De linkeroogzenuw is
beschadigd. Hierdoor:
A
zie je geen beelden van rechts meer
B
zie je geen beelden van links meer
C
zie je geen diepte meer

Slide 43 - Quizvraag

Op welke manier kun je géén diepte meer waarnemen, maar nog wel zien?
A
Met een beschadigde visuele schors in de linkerhersenhelft
B
Met een beschadigde visuele schors in de Rechterhersenhelft
C
Een beschadigd optisch chiasma
D
met zicht in nog maar één oog

Slide 44 - Quizvraag

Als ik naar buiten kijk en daarna naar binnen op mijn computerscherm dan
A
Ontspannen de spieren van het straalvormig lichaam en wordt de lens plat
B
Ontspannen de spieren van het straalvormig lichaam en wordt de lens bol
C
Spannen de spieren van het straalvormig lichaam aan en wordt de lens plat
D
Spannen de spieren van het straalvormig lichaam aan en wordt de lens bol

Slide 45 - Quizvraag

Doel 15.3
(zelf) Je beschrijft de bouw van het oog en mechanismen die overbelichting van het netvlies voorkomen.

Je legt uit hoe je scherp kunt zien en hoe je oogafwijkingen kunt corrigeren.

Je legt uit hoe je afstanden kunt inschatten en diepte kunt zien.

Slide 46 - Tekstslide

Begrippen 15.3
netvlies, hoornvlies, ooglens, kamervocht, glasachtig lichaam, vaatvlies, harde oogrok, pupil, iris, pupilreflex, pigmentcellen, netvlies, gele vlek, optische as, kegeltje, staafje, oogspieren, oogzenuw, blinde vlek, straalvormig lichaam, oudziend, accomoderen, verziend, bijziend, convergeren, divergeren, perspectief, stereoscoposch zien, chiasma opticum

Slide 47 - Tekstslide

Doel 15.3

Slide 48 - Tekstslide

BINAS 15.3
BINAS 87C Oog

Slide 49 - Tekstslide