6.4 - verwijzen naar persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Vandaag
  • Boekbespreking(en)
  • Lesson up - § 6.4 Spelling verwijzen met persoonlijke en 
      bezittelijke voornaamwoorden
  • Taak & Aftekenen

Leg klaar boek + schrift  en  1  laptop per duo
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Boekbespreking(en)
  • Lesson up - § 6.4 Spelling verwijzen met persoonlijke en 
      bezittelijke voornaamwoorden
  • Taak & Aftekenen

Leg klaar boek + schrift  en  1  laptop per duo

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een verwijswoord?
A
Een woord dat naar een ander woord verwijst
B
Een woord dat niet in het woordenboek staat
C
Een woord dat niet in de zin past
D
Een woord dat twee betekenissen heeft

Slide 2 - Quizvraag

Waarom verwijs je naar zelfstandige naamwoorden?

Slide 3 - Woordweb

Doel: voorkomen dat je een zelfstandig naamwoord steeds herhaalt
Een verwijswoord verwijst terug naar een woord dat eerder genoemd is.

Slide 4 - Tekstslide

Welke verwijswoorden ken je al uit 6.3? Let op dat je de juiste volgorde van de verwijswoorden intypt. Deze antwoorden worden automatisch nagekeken.

Slide 5 - Open vraag

Welk verwijswoord je gebruikt, hangt af van het woordgeslacht van het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst:

mannelijk (m)  
vrouwelijk (v)  
onzijdig (o)

Je hebt al geleerd dat je kunt verwijzen met deze, die, dit en dat. 
Je kunt ook verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 6 - Tekstslide

Woordgeslacht
  • Zelfstandige naamwoorden: fiets, boom, huis, ...
  • Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
  • Heeft meestal niets te maken met de betekenis van het woord!
Opzoeken in het woordenboek
  1.  Pak je woordenboek erbij of ga naar vandale.nl
  2.  Blader naar het goede woord of zoek het woord via de zoekbalk
  3.  Kijk naar de letter die achter het woord staat: dat is het woordgeslacht
m = mannelijk
 v  = vrouwelijk
 o  = onzijdig

Slide 7 - Tekstslide

Zo verwijs je met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Welk woord is een verwijswoord in de zin: 'Ik heb een boek gelezen, het was erg interessant.'?
A
Interessant
B
Gelezen
C
Boek
D
Het

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is een verwijswoord in de zin: 'Ik pas mijn broek niet meer, hij zit opeens veel te strak.'
A
mijn
B
dat
C
altijd
D
hij

Slide 10 - Quizvraag

Welk verwijswoord past in de zin:
'De wielrenners .... gisteren zijn gevallen, hebben de wedstrijd verlaten.
A
Die
B
Zij
C
Deze
D
Hun

Slide 11 - Quizvraag

Welk persoonlijk voornaamwoord past in de zin:
'Omdat mijn laptop (m) niet opgeladen is, kan ik ..... niet gebruiken'
A
Het
B
Hem
C
Deze
D
Die

Slide 12 - Quizvraag

Welk verwijswoord kan gebruikt worden om naar een enkelvoudig vrouwelijk zelfstandig naamwoord te verwijzen?
A
Hij
B
Haar
C
Ze
D
Het

Slide 13 - Quizvraag

De regering vraagt haar leden het wetsvoorstel te steunen.
De regering komt met een wetsvoorstel, ze heeft daar dagenlang over vergaderd.

Slide 14 - Tekstslide

Welk verwijswoord kan gebruikt worden om naar een meervoudig zelfstandig naamwoord te verwijzen?
A
Ze
B
Hen
C
Zij
D
Hun

Slide 15 - Quizvraag

De leden hebben hun wetsvoorstel gepresenteerd.
De leden presenteren een wetsvoorstel, ze hebben daar dagenlang over vergaderd.

Slide 16 - Tekstslide

Maak een voorbeeldzin met het woord 'Belle en het Beest' en verwerk een verwijswoord in de zin.

Slide 17 - Woordweb

Wat ga je doen?
  • Taak § 6.4 -   havo:  opdr. 2, 3, 4 en 5.   |  vwo:  opdr. 3, 4, 5 en 6
  • Havo: maak opdracht 3 in tweetallen. Kijk de opdracht na.
  • Vwo: zelfstandig aan het werk
  • Werk rustig aan je taak.
  • Klaar?  Nakijken &  Aftekenen ( naam op het bord).
  • Al afgetekend, ga dan aan de slag met een ander vak.


Slide 18 - Tekstslide