Opslag, uitscheiding en bescherming

Thema 8 Opslag, uitscheiding en bescherming
  1. Inwendig milieu
  2. De lever
  3. De nieren en urinewegen
  4. De huid en het onderhuidse bindweefsel
  5. Afweer
  6. Transplantaties en bloedtransfusies
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 8 Opslag, uitscheiding en bescherming
  1. Inwendig milieu
  2. De lever
  3. De nieren en urinewegen
  4. De huid en het onderhuidse bindweefsel
  5. Afweer
  6. Transplantaties en bloedtransfusies

Slide 1 - Tekstslide

1 Een constant inwendig milieu

Slide 2 - Tekstslide

Welke stoffen worden
opgeslagen in je lichaam?

Slide 3 - Woordweb

Wat is het inwendige milieu?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het uitwendige milieu?

Slide 5 - Open vraag

Waardoor wordt het inwendige milieu constant gehouden?

Slide 6 - Open vraag

Welke organen zorgen dat er stoffen opgeslagen worden in je lichaam?

Slide 7 - Open vraag

Belangrijk bij het handhaven van het inwendige milieu
  • Hormonen
  • Zintuigen basisstof 4
  • Zenuwcellen basisstof 4

Slide 8 - Tekstslide

Hoe regelt je lichaam het glucosegehalte?
Glucose = brandstof
Er moet constant voldoende glucose in je bloed zijn
- Teveel glucose in je bloed: Door insuline wordt glucose opgeslagen in je lever en spieren als glycogeen. 
- Te weinig glucose in je bloed: Door glucagon verlaat glucose weer de lever en de spieren.

Slide 9 - Tekstslide

Doelstelling 1 : Beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd
Inwendig milieu : weefselvloeistof en bloedplasma.
  • Het constant houden van de samenstelling van het inwendige milieu vindt plaats door opname, opslag en uitscheiding van stoffen.
  • Hormonen (insuline en glucagon), zintuigen en zenuwcellen spelen een belangrijke rol.

Slide 10 - Tekstslide

Doelstelling 1 : Beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd
Opname: een tekort aan bepaalde stoffen wordt voorkomen, doordat regelmatig stoffen worden opgenomen uit het uitwendige milieu.
  • Darmkanaal : opname van voedingsstoffen.
  • Longen opname van zuurstof.

Slide 11 - Tekstslide

Doelstelling 1 : Beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd
Opslag : Stoffen waarvan een teveel aanwezig is in het inwendige milieu worden in bepaalde organen opgeslagen.
  • In de lever : glucose (omgezet in glycogeen), bepaalde mineralen en bepaalde vitamines.
  • In spieren : glucose (dat in glycogeen wordt omgezet)
  • In het onderhuidse bindweefsel : vet (in vetcellen)
  • In het gele beenmerg van pijpbeenderen : vet

Slide 12 - Tekstslide

Doelstelling 1 : Beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd
Opgeslagen stoffen : worden weer in het inwendige milieu gebracht
  • Uit de lever en spieren : glycogeen omgezet in glucose

Slide 13 - Tekstslide

Doelstelling 1 : Beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd
Uitscheiding : overtollige en/of schadelijke (afval)stoffen worden aan het inwendige milieu onttrokken en uit het lichaam verwijderd.
  • nieren : urine met vooral water, ureum en zouten.
  • Lever : gal met galkleurstoffen (afbraakproducten van dode rode bloedcellen
  • Longen : koolstofdioxide = CO2

Slide 14 - Tekstslide

2 De lever
Lever is een groot orgaan, alleen de huid is groter.
Poortader is een bijzondere bloedvat. Hij stroomt NIET direct naar de holle ader terug maar naar de lever. 


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

3 De nieren en urinewegen
Afvalstoffen uit het bloed halen.

Slide 17 - Tekstslide

De nieren
Een nier bestaat uit:
1.  Nierschors
2. Niermerg

3. Nierbekken


Vertel welke functies de onderdelen hebben.
Nierschors
Zuivert bloed.
De afvalstoffen, overtollig water en zouten en allerlei schadelijke stoffen worden uit het bloed gehaald.
Niermerg
Zuivert bloed.
De afvalstoffen, overtollig water en zouten en allerlei schadelijke stoffen worden uit het bloed gehaald.
Nierbekken
Hier worden de stoffen verzameld. De stoffen samen heten urine
Urineleider
via het nierbekken komt de verzamelde urine in de urineleider. Het wordt afgevoerd naar de urineblaas. Daar wordt het opgeslagen zodat je niet elk moment naar de w.c. moet.
Urinebuis
Als de urineblaas vol zit, krijg je aandrang om te plassen.
Via de urinebuis (de plasbuis) verlaat de urine je lichaam. 
Het gezuiverde bloed komt via de nierader terecht in de bloedsomloop.
Het bloed behoudt de bloedcellen en voldoende vocht.

Slide 18 - Tekstslide

4 De huid en het onderhuidse bindweefsel

Slide 19 - Tekstslide

5 Afweer

Slide 20 - Tekstslide

6 Transplantaties en bloedtransfusies

Slide 21 - Tekstslide


Slide 22 - Tekstslide