S+F 2.1 en 2.2 hoofdletters en koppelteken etc.

Hoofdletters
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Hoofdletters

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruiken
we een hoofdletter?

Slide 2 - Woordweb

Waarom is het belangrijk hoofdletters en punten te schrijven?

Slide 3 - Open vraag

Wat is goed geschreven?
A
ronnie flex
B
Ronnie flex
C
Ronnie Flex
D
ronnie Flex

Slide 4 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 5 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
kerstmis
B
december
C
kerstviering
D
kerstboom

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
winkel
B
supermarkt
C
lidl
D
aanbieding

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord schrijf je niet met een hoofdletter?
A
gelredome
B
arena
C
kuip
D
stadion

Slide 9 - Quizvraag

Begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 10 - Tekstslide

Begin van een zin
Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 12 - Quizvraag

Namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 13 - Tekstslide

Organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 14 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
pepsi max
B
Pepsi Max
C
Pepsi max

Slide 15 - Quizvraag

Aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 16 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Noord-Brabant
B
noord-brabant
C
Noord-brabant
D
noord-Brabant

Slide 17 - Quizvraag

Hoe schrijf ik jordi van den berg?
A
Jordi Van Den Berg
B
jordi van den Berg
C
Jordi van den Berg
D
jordi van den berg

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
mevrouw van Smeden geeft les.
B
Mevrouw Van Smeden geeft les.
C
Mevrouw van smeden geeft les
D
mevrouw van smeden geeft les

Slide 19 - Quizvraag

Het koppelteken (liggend streepje)

Bij sommige samenstellingen wordt een koppelteken (liggend streepje) gebruikt.

1 Bij klinkerbotsing.

2 Bij de achternamen van getrouwde mensen.

3 Tussen twee gelijkwaardige delen die omwisselbaar zijn.

4 In samenstellingen met cijfers, letters of symbolen.

5 In samenstellingen met St. of Sint.

6 Bij sommige voor- en achtervoegsels (raadpleeg woordenlijst.org).

7 Bij vaste uitdrukkingen die één geheel vormen.

Opdracht: bedenk bij elke regel een voorbeeld.
timer
7:00

Slide 20 - Tekstslide

- Koppelteken -
Wanneer je een samenstelling verkeerd kunt lezen, gebruik je een koppelteken.

Bijvoorbeeld: jojo-effect

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 22 - Tekstslide

Koppelteken in een samengesteld woord
klinkerbotsing 

 Je kunt het woord verkeerd uitspreken. Om dat te voorkomen, gebruiken we een koppelteken.
Radio + omroep = radio-omroep (radioomroep)
Milieu + inspectie = milieu-inspectie (milieuinspectie)
Politie + agent = politie-agent (politieagent)

Slide 23 - Tekstslide

Dubbele achternaam
meneer Berg-Aanhof
Mevrouw Peters-de Groot

Gecombineerde achternamen


Slide 24 - Tekstslide

Afkortingen
  • Als je de afkorting letter voor letter uitspreekt óf de afkorting heeft één of meer hoofdletters, dan gebruik je een koppelteken
  • Bijvoorbeeld: BMW-dealer, ov-kaart, vmbo-leerling
  • Als je de afkorting uitspreekt als één woord, dan gebruik je geen koppelteken
  • Bijvoorbeeld: pincode, mavoleerling

*LET OP: uitspraakprobleem? Gebruik wél een koppelteken!
Bijvoorbeeld: mavo-examen

Slide 25 - Tekstslide

Gelijkwaardige delen
pianiste-componiste
 hotel-restaurant
zwart-wit
cultureel-maatschappelijk

Slide 26 - Tekstslide

Nog meer?  Ja.....
In woorden met de volgende voorvoegsels: 
adjunct, aspirant, assistent, bijna, chef, collega, ex, interim, kandidaat, leerling, meester, niet, non, oud

ex-minister
kandidaat-notaris
oud-burgemeester

Slide 27 - Tekstslide

En de laatste...
Tussen meer dan twee woorden die samen één woord vormen (samenkoppeling) vaste uitdrukkingen die een geheel vormen

een staakt-het-vuren
een kant-en-klare maaltijd

Slide 28 - Tekstslide

SPELLING - KOPPELTEKEN EN WEGLATINGSSTREEPJE
Je gebruikt het weglatingsstreepje als je een deel van een woord weglaat:
  • op- en aanmerkingen (opmerkingen en aanmerkingen)
  • dorpsstraten en -pleinen (dorpsstraten en dorpspleinen)

Let op: geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: zoute en zoete dropjes 

Slide 29 - Tekstslide

SPELLING - TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN
Samenstelling: deur + bel = deurbel. Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: -(e)n-, -e-, -s-.

Wanneer voeg je een -s- toe?
  • Als je in een samenstelling een -s- hoort, schrijf je die ook: weersverwachting.
  • Soms begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank. Vervang dan het tweede deel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de -s- alleen als je hem bij de vervanging hoort: dorpsstraat, want dorpsplein, maar handschoen, want handcrème 

Slide 30 - Tekstslide

SPELLING - TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN
Wanneer voeg je -(e)n- toe?
  • Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en-  tussen de woorden: paardenbloem, berenvel

Wanneer schrijf je geen -(e)n- (soms wel -e-)?
  • het eerste deel heeft geen meervoud: gerstebier;
  • het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is: zonnewijzer;
  • het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s: gedachtesprong;
  • het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: brekebeen, goedemorgen, plattegrond;
  • het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: bereleuk

Slide 31 - Tekstslide