Fictie 3.1

Lezen 3.1 Fictie 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen 3.1 Fictie 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kent de verschillende soorten vertelstandpunt;
- Je kunt het verstelstandpunt van een verhaal bepalen;
- Je kunt het verschil tussen chronologisch en niet- chronologisch vertellen. 
- Uitleg presentatie

Slide 2 - Tekstslide

Lezen 3.1 Fictie blz. 8
Uitdelen deel B (innemen deel A)

Slide 3 - Tekstslide

Vertelstandpunt
Een schrijver kiest een perspectief van waaruit hij het verhaal vertelt. Hij bepaalt vanuit welk personage hij de gebeurtenissen laat zien.
Dit noemen we het vertelstandpunt.

Slide 4 - Tekstslide

Drie vertelstandpunten:
  • Vertelstandpunt eerste persoon 
  • Vertelstandpunt derde persoon 
  • Wisselend perspectief

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welk vertelstandpunt geeft het vorige plaatje weer?
A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt derde persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Welk vertelstandpunt geeft het vorige plaatje weer?
A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt derde persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Welk vertelstandpunt geeft het vorige plaatje weer?
A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt derde persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 12 - Quizvraag

Tijdsperspectief
- Het kan met de gebeurtenissen mee worden verteld (chronologisch)

- Het kan achteraf worden verteld. De verteller kent de afloop al en kan vooruitlopen op de gebeurtenissen (niet chronologisch)
Hij kan heen en weer gaan tussen heden en verleden.

Slide 13 - Tekstslide


Chronologische volgorde
&
Niet-chronologische volgorde

Slide 14 - Tekstslide

Een schrijver vertelt met de gebeurtenissen mee.
A
Chronologisch
B
Niet- chronologisch

Slide 15 - Quizvraag

Leerdoelen
- Je kent de verschillende soorten vertelstandpunt;
- Je kunt het verstelstandpunt van een verhaal bepalen;
- Je kunt het verschil tussen chronologisch en niet- chronologisch vertellen.

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak van par. 3.1 Fictie Boek B
opdracht 2 t/m 5

Slide 17 - Tekstslide