Tekstverbanden en hh hoofdgedachte

Meer dan lezen 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Meer dan lezen 

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
* Bespreken huiswerk;
* Herhalen onderwerp en hoofdgedachte;
* Tekstverbanden.

Slide 2 - Tekstslide

Veel mensen hebben vliegschaamte, omdat ze vliegen slecht voor het milieu vinden.
Wat is het onderwerp?

Slide 3 - Open vraag

Coen en Sander zoeken in hun radioshows naar de grappigste Nederlandse naam.
Wat is het onderwerp?

Slide 4 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 5 - Woordweb

Hoe vind je de hoofdgedachte?
Stap 1: Lees de tekst precies
Stap 2: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?


   Tip: begin van de tekst (inleiding) of eind van de tekst (slot)

Slide 6 - Tekstslide

Schildertalent
 Pigcasso: de perfecte naam voor een varken met schildertalent. Het grote Zuid-Afrikaanse varken Pigcasso kan net zo goed schilderen als de befaamde Spaanse kunstschilder Picasso! Ze werd een paar jaar geleden gered van de slacht en woont nu op een opvangboerderij in de buurt van Kaapstad. In plaats van een ham in de winkel is ze een beroemd schilder geworden. Vorige week had ze tussen het schilderen even tijd voor een fotoshoot.

Haar talent werd ontdekt toen ze een keer de kwast van een schilder ‘leende’. Volgens haar baasjes doet ze niets liever dan met een penseel in haar bek al knorrend kunstwerken maken. Haar handtekening is een rondje met twee gaatjes: een stempel van haar neus. De opbrengst van haar schilderijen gaat naar het opvangen van afgedankte dieren.

Slide 7 - Tekstslide

Over wie gaat de tekst?
A
kunstschilder Picasso
B
schildertalenten
C
varken Pigcasso

Slide 8 - Quizvraag

Waar staat de hoofdgedachte van de tekst?
A
r 1 Het grote ... r2 Picasso
B
r3 Ze werd ... r4 Kaapstad
C
r6 Haar talent ... r6 'leende'.

Slide 9 - Quizvraag

Verder met tekstverbanden

Slide 10 - Tekstslide

Verder met tekstverbanden

Slide 11 - Tekstslide

Begrijpend lezen


Tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert wat tekstverbanden zijn.
  • Je leert wat signaalwoorden zijn.
  • Je leert eerst signaalwoorden die bij het opsommend, tegenstellend en toelichtend tekstverband horen.

Slide 13 - Tekstslide

Begrippen
  • Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
  • Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven. 

Slide 14 - Tekstslide

Opsommend tekstverband

Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsommend verband


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld opsommend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
timer
2:00

Slide 17 - Tekstslide

Tegenstellend verband

Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.

Signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen, integendeel, etc.

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld tegenstellend verband
Walrussen leven rond de Noordpool, maar kort geleden werd er een exemplaar op een zandplaat in de Waddenzee gespot. 

Slide 19 - Tekstslide


Toelichtend verband

Bij een toelichtend verband wordt extra informatie (een uitleg of een voorbeeld) gegeven over een onderwerp. 

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou etc.

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld toelichtend verband
Er zijn verschillende vakmensen bij het maken van een game betrokken, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.

Slide 21 - Tekstslide

Lezen
Een tekstverband is een verband tussen alinea's, zinnen en woorden. Je herkent ze aan de signaalwoorden. 
1. Tegenstellend tekstverband
2. Chronologisch tekstverband
3. Opsommend tekstverband
4. Toelichtend tekstverband (voorbeeld)

Slide 22 - Tekstslide

Tegenstellend verband
Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft wil nieuwe kleren, maar ze heeft geen geld meer.

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  enz.

Slide 23 - Tekstslide

Chronologisch verband
Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 
Voorbeeld:

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Slide 24 - Tekstslide

Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 

Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, enz.

Slide 25 - Tekstslide

Toelichtend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 26 - Tekstslide

Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 27 - Tekstslide

Welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 28 - Open vraag

De tekstverbanden:
1. Chronologisch tekstverband
2. Opsommend tekstverband
3. Tegenstellend tekstverband
4. Toelichtend tekstverband
5. Concluderend tekstverband
6. Doel-middelverband
7. Oorzakelijk verband
8. Redengevend verband
9. Samenvattend verband
10. Vergelijkend verband



Slide 29 - Tekstslide

Chronologisch verband
geeft de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan.
Gisteren zijn we eerst naar de supermarkt gegaan om boodschappen te doen. 

Slide 30 - Tekstslide

Chronologisch verband 
Signaalwoorden

daarna, dan, eens, eerst, inmiddels, intussen, later, nadat, nu, ooit, terwijl, toen, uiteindelijk, vervolgens, voordat, vroeger
Voorbeeld

Toen we terugkwamen van vakantie, bleek dat er was ingebroken

Slide 31 - Tekstslide

Concluderend verband
trekt de auteur een conclusie uit eerdere informatie in de tekst.

Kortom, stop met vapen, want dan ben je veel cooler. 

Slide 32 - Tekstslide

Concluderend verband
al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus, kortom 

Slide 33 - Tekstslide

Opsommend verband
worden bepaalde zaken achter elkaar beschreven.

Slide 34 - Tekstslide

Opsommend verband
bovendien, daarnaast, en, niet alleen ... (maar) ook, om te beginnen, ook (nog), ten eerste, ten tweede, ten slotte, verder, vervolgens

Ik vind dat we hier goed naar moeten kijken. Ten eerste heeft het invloed op de sfeer in de klas. Bovendien zorgt het voor veel onrust. 

Slide 35 - Tekstslide

Tegenstellend verband
laat tegenovergestelde zaken zien.

Slide 36 - Tekstslide

Tegenstellend verband
aan de ene kant … aan de andere kant, (daar staat) tegenover, daarentegen, echter, hoewel, maar, ofschoon, ondanks dat, toch

Hoewel de Tweede Kamer hier nog over moet debatteren, lijkt er een meerderheid voor dit wetsvoorstel te zijn.

Slide 37 - Tekstslide

Toelichtend verband
wordt extra informatie bij een onderwerp gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Slide 38 - Tekstslide

Toelichtend verband
als, bijvoorbeeld, denk (maar) aan, neem nou, zo, zoals


Dat hebben we in het verleden al eerder gezien. Denk maar aan 9/11. 


Slide 39 - Tekstslide

Toch vrezen wij voor onze banen.
Welk tekstverband is het?
A
Chronologisch
B
Samenvattend
C
Tegenstellend
D
Opsommend

Slide 40 - Quizvraag

Ter illustratie wil ik u het volgende laten zien.
Welk tekstverband is dit?
A
Toelichtend
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Chronologisch

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Video