Thema 6, week 4 Werkwoordendictee voltooid deelwoord

Vandaag:

het
voltooid deelwoord


1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag:

het
voltooid deelwoord


Slide 1 - Tekstslide

voltooid deelwoord bij sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van vrijwel alle sterke werkwoorden eindigt op -en.
                 Ik heb heerlijk geslapen.
                 Wij hebben gisteren friet gegeten.

Bij het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden schrijf je wat je hoort.

Slide 2 - Tekstslide

Voltooid deelwoord van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt
op -en of -n

Hij heeft zijn huiswerk niet gedaan.
Zij hebben op hun saxofoons geblazen

Slide 3 - Tekstslide

Voltooid deelwoord van sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -(e)n
smelten - smolten: Het ijs is gesmolten.

Zwakke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -t of -d 
maken - maakten: Zij hebben wat moois gemaakt.

Slide 4 - Tekstslide

het voltooid deelwoord

Slide 5 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Let op: naast het voltooid deelwoord staat altijd een vorm (hulpwerkwoord) van hebben, zijn of worden.

Bij het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord gebruik je dezelfde regels als de persoonsvorm verleden tijd: 't sexy fokschaap.



Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Noteer de werkwoorden...
1. Wat ben je veranderd.
2. Je hebt het zelf uitgekozen.
3. Je wordt gehersenspoeld.
4. Wie heeft dit bedacht?
5. Zij had een koekje gepakt.
6. Hij is jarig geweest.
7. Ik word naar school gereden.

Slide 8 - Tekstslide

hulp werkwoorden

ben
hebt
wordt
heeft
had
is
word
voltooid deelwoorden

veranderd
 uitgekozen
 gehersenspoeld
bedacht
 gepakt
geweest
 gereden

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet wat een voltooid deelwoord is
  • Ik kan een voltooid deelwoord juist schrijven

Slide 10 - Tekstslide

Hoe d en t woorden bepalen.
Voor de voltooide en verleden tijd.
TKFSCHPX                                                                                         'T KOFSCHIP+X  

-Kijk naar het hele werkwoord
- Kijk naar de derde letter van achteren.

Wel in   'T KOFSCHIP+X    =   t-woord
Niet in 'T KOFSCHIP+X     =  d-woord

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen

Slide 12 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord:
Heeft je zus haar tas al ... (pakken)?

Slide 13 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik ben gister naar school ... (lopen)

Slide 14 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Het vliegtuig is nog niet ... (landen)

Slide 15 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb het hem gisteren ... (vertellen)

Slide 16 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren hebben wij de hele avond ...(dansen)

Slide 17 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb heel hard ....(rennen)

Slide 18 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren ben ik om vier uur naar huis...(gaan)

Slide 19 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb wel 10 minuten ...(fietsen)

Slide 20 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
De appel wordt in stukjes (snijden)

Slide 21 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik ben al 3 jaar ...(trouwen)

Slide 22 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van: knutselen
A
geknutselt
B
geknutseld

Slide 23 - Quizvraag

Welk voltooid deelwoord is goed geschreven?
A
onthouden
B
geonthouden

Slide 24 - Quizvraag

Voltooid deelwoord:

pletten

Slide 25 - Open vraag

voltooid deelwoord van
vouwen

Slide 26 - Open vraag

voltooid deelwoord
van raadplegen

Slide 27 - Open vraag

voltooid deelwoord
proeven
A
geproefd
B
geproeft
C
geproeven

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een voltooid deelwoord?
A
bedoelt
B
bedoeld
C
zeg
D
sprak

Slide 29 - Quizvraag

'Het voltooid deelwoord van verkleuren is 'verkleurd'
A
juist
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Lesdoel 1
Ik weet hoe ik het voltooid deelwoord schrijf van gewone en samengestelde werkwoorden
Voltooid deelwoord zwak werkwoord: reizen

* schrijf ge- op
* zet de ik-vorm  TT erachter
* Zit de letter van de stam van het werkwoord in 't ex-kofschip
ja - t
nee - d

Voltooid deelwoord samengesteld zwak werkwoord: rondreizen

* schrijf het eerste deel van het samengesteld woord op: rond
* zet er ge- achter
* zet de ik-vorm  TT erachter
* Zit de letter van de stam van het werkwoord in 't ex-kofschip
ja - t
nee - d


Slide 32 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van
aanzetten

Slide 33 - Open vraag

Kies de juiste spelling van het voltooid deelwoord van:

ontdooien
A
ontdooid
B
ontdooit

Slide 34 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van
aanraken

Slide 35 - Open vraag

Voltooid deelwoord van
afleiden

Slide 36 - Open vraag

Voltooid deelwoord van
aankleden

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Wat is het juiste antwoord? TT of VT
A
leiden
B
lijden
C
leidden
D
leden

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Wat is het juiste antwoord? TT of VT
A
doorzoek
B
doorzocht

Slide 44 - Quizvraag


voorkomen of voorkomen
A
komt voor
B
voorkomt

Slide 45 - Quizvraag


reizen of rijzen (TT of VT)
A
reis
B
rijs
C
reisde
D
rees

Slide 46 - Quizvraag


doorzoeken of doorzoeken
A
zoeken door
B
doorzoeken

Slide 47 - Quizvraag


leiden of lijden (TT of VT)
A
leidt
B
lijd
C
leidde
D
leed

Slide 48 - Quizvraag


Ondergaan of ondergaan?
VD

Slide 49 - Open vraag


Voorkomen of voorkomen?
TT

Slide 50 - Open vraag

aan het werk: Thema 6 - week 4- werkwoordendictee
 
Thema 6, week 4
Werkwoordendictee

Slide 51 - Tekstslide