Dag 8

Woorden
Thema 12:  Vriendschap
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woorden
Thema 12:  Vriendschap

Slide 1 - Tekstslide

De woorden van vandaag:
sommige
soms
het spel
de taal
thuis
de tijd
de tv

Slide 2 - Tekstslide

sommige
  • niet alle 
  • zin: Veel mensen hebben zwart haar. Sommige hebben bruin haar.
  • zin: Veel kinderen vinden school leuk. Sommige kinderen vinden school niet leuk.
49

Slide 3 - Tekstslide

soms
  • niet altijd
  • zin: Ik vind rekenen moeilijk! Maar soms is het makkelijk.
  • zin: In mijn vrije tijd ga ik soms winkelen.
50

Slide 4 - Tekstslide

het spel
  • iets leuks om te doen.
  • alleen of met andere mensen
  • het spel - de spellen
  • zin: De kinderen spelen een spel.
  • zin: Op de computer speel ik het spel PUBG.
51

Slide 5 - Tekstslide

de taal
  • taal kun je lezen, luisteren, spreken en schrijven
  • de taal - de talen
  • zin: Op school leer ik de  Nederlandse taal.
  • zin: Welke taal spreken de gele Minions?
53

Slide 6 - Tekstslide

thuis
  • in jouw huis
  • zin: Hoe laat ben je thuis?
  • zin: Huiswerk doe je thuis.
  • zin: Ik ben ziek. Ik blijf thuis.
52

Slide 7 - Tekstslide

de tijd
  • hoe laat het is
  • het moment
  • de tijd - de tijden
  • zin: Het is tijd om naar school te gaan.
  • zin: Vroeger was ik veel bij mijn oma. Dat was een mooie tijd.
54

Slide 8 - Tekstslide

de tv
  • de televisie
  • tv kijken
  • de tv - de tv's
  • zin: Ik kijk graag Youtube en tv.
  • zin: Mijn oma kijkt een film op tv.
56

Slide 9 - Tekstslide

Goed of fout?
A - Sinds en sommige is hetzelfde.
B - Soms en sommige is hetzelfde.
48/49
A
A - goed B - goed
B
A - fout B - fout
C
A - fout B - goed
D
A - goed B - fout

Slide 10 - Quizvraag

Goed of fout?
A - Sommige vind ik koffie lekker.
B - Soms mensen zijn aardig.
49/50
A
A - fout B - goed
B
A - goed B - goed
C
A - goed B - fout
D
A - fout B - fout

Slide 11 - Quizvraag

50
Wat hoort bij elkaar?
spel
soms

Slide 12 - Sleepvraag

Goed of fout?
A - In thuis kan ik slapen.
B - Huis is in mijn thuis.
C - Thuis is in mijn huis.
52
A
A - fout B - fout C - fout
B
A - goed B - goed C - goed
C
A - fout B - goed C - goed
D
A - fout B - fout C - goed

Slide 13 - Quizvraag

Maak een zin.
Werkwoord: nemen
tijd / jij
41
timer
1:30

Slide 14 - Open vraag

Maak een zin.
tv / vriend
56/59
timer
1:30

Slide 15 - Open vraag

Ik ......... naar Nederlandse ........ programma's.
32
A
neem - tv
B
kijk - tv
C
taal - tv
D
lach - tv

Slide 16 - Quizvraag


............ wil ik ............ ............ in de stad.
46/47/50
A
Sommige - shoppen - samen
B
Sinds - shoppen - samen
C
Soms - samen - shoppen
D
Sommige - samen - shoppen

Slide 17 - Quizvraag