Les 5 - spelling - TV - leestekens : en "

Welkom!
Jas aan de kapstok.
Geen telefoons, geen kauwgom.

Op tafel:
leesboek en laptop (dicht)
timer
5:00
socialiseren
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Jas aan de kapstok.
Geen telefoons, geen kauwgom.

Op tafel:
leesboek en laptop (dicht)
timer
5:00
socialiseren

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
Stil lezen
praten over je boek
lesdoel
korte instructie
zelfstandig werken
evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

timer
8:00

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les kan ik aanhalingstekens en dubbele punten op de juiste manier gebruiken.  

Slide 5 - Tekstslide

Instructie
Naast punten, komma’s, vraagtekens en uitroeptekens zijn er nog meer leestekens. Alle leestekens helpen je om een tekst beter te kunnen lezen.


Slide 6 - Tekstslide

Dubbele punt:
Een dubbele punt gebruik je op twee manieren.

  • als je iets aankondigt of opsomt
Ik kreeg een aantal cadeautjes: scheenbeschermers, kousen en een trainingsjack.
  • als je iemand citeert
Jasper zei: ‘Overmorgen ben ik jarig.'



Slide 7 - Tekstslide

aanhalingstekens en citaat
Als je iemands woorden precies opschrijft zoals hij ze uitsprak, gebruik je ook een dubbele punt. Dat heet een citaat. 
  • Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt. 
  • Je zet de woorden die gezegd zijn tussen aanhalingstekens. 
  • Het citaat begint altijd met een hoofdletter.

Slide 8 - Tekstslide

aanhalingstekens en citaat
Danique vroeg: ‘Wie heeft zin in een potje voetbal?’

Let op: als een citaat vooraan in de zin staat, gebruik je geen dubbele punt. Wel komt er een komma na het citaat en het aanhalingsteken.

‘Overmorgen ben ik jarig’, zei Jasper.
‘Wie heeft zin in een potje voetbal?’, vroeg Danique.


Slide 9 - Tekstslide

Inloggen LessonUp

Slide 10 - Tekstslide


Achter welk woord zet je een dubbele punt?
  • Op de volgende dagen zijn we geopend dinsdag, woensdag en vrijdag.

Slide 11 - Open vraag


Achter welk woord zet je een dubbele punt?
  • De politieagente zei ‘Wil je even stoppen?

Slide 12 - Open vraag


Bevat de volgende zin een citaat?
  •  De kassière zei: ‘Heb je ook flessen ingeleverd?’

Slide 13 - Open vraag


Bevat de volgende zin een citaat?
  •  Mariëlle vroeg aan Hester of ze de ramen dicht wilde doen.

Slide 14 - Open vraag


Bevat de volgende zin een citaat?
  •   ‘Kom je morgen ook even langs?’, riep Sven.

Slide 15 - Open vraag


Bevat de volgende zin een citaat?
  •   Mijn oma vertelde dat ze met de fiets was gevallen.

Slide 16 - Open vraag


Zet de leestekens op de juiste plek:

Job fluisterde de juf is gek geworden

Slide 17 - Open vraag


Zet de leestekens op de juiste plek:

We hebben altijd veel geluk gehad vertelde opa

Slide 18 - Open vraag


Zet de leestekens op de juiste plek:

onze coach zei altijd denk niet aan jezelf maar aan het team.

Slide 19 - Open vraag

Meneer vertelde dat we volgende week twee toetsen hebben
A
Dit is wel een citaat
B
Dit is geen citaat

Slide 20 - Quizvraag

Oma zei: 'Wil je nog een koekje?'
A
Dit is wel een citaat
B
Dit is geen citaat

Slide 21 - Quizvraag

'Ik wil vliegen!': zei het kleine vogeltje.
A
Dit citaat is goed opgeschreven
B
Dit citaat is niet goed opgeschreven

Slide 22 - Quizvraag

De leerling vroeg 'Waarom heb ik een onvoldoende?'
A
Dit citaat is goed opgeschreven
B
Dit citaat is niet goed opgeschreven

Slide 23 - Quizvraag

Marie gilde: 'Pas op, ik ga vallen'
A
Dit citaat is goed opgeschreven
B
Dit citaat is niet goed opgeschreven

Slide 24 - Quizvraag

'We hebben vandaag geen les meer', zei Sandra.
A
Dit citaat is goed opgeschreven
B
Dit citaat is niet goed opgeschreven

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Jullie maken van cursus 7 paragraaf 4 Leestekens; dubbele punt en aanhalingstekens

Slide 27 - Tekstslide

Dit was het voor vandaag. 
Tot ziens maar weer!

Slide 28 - Tekstslide