Taalverzorging - trappen van vergelijking - kader & mavo klas 2

Trappen van vergelijking
Taalverzorging: 
Trappen van vergelijking en verwijswoorden
2THA woensdag 8 februari 2023
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Trappen van vergelijking
Taalverzorging: 
Trappen van vergelijking en verwijswoorden
2THA woensdag 8 februari 2023

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert de trappen van vergelijking te gebruiken.
  • Je leert wanneer je als en dan gebruikt. 
  • Je weet wat verwijswoorden zijn en hoe je ze herkent

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je er al van? Geef een voorbeeld van
de trappen van vergelijking.

Slide 3 - Woordweb

Wat weet je er al van? Geef een voorbeeld van
de trappen van vergelijking.

Slide 4 - Woordweb

Theorie trappen van vergelijking

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg hoofdregel vergrotende trap

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg hoofdregel overtreffende trap

Slide 7 - Tekstslide

Trappen van vergelijking - uitzonderingen

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn de trappen van vergelijking?
A
stellende trap overtreffende trap vergrotende trap
B
vergrotende trap stellende trap overtreffende trap
C
stellende trap vergrotende trap overtreffende trap
D
overtreffende trap stellende trap vergrotende trap

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn trappen van vergelijking?
A
Een vorm van een bijvoeglijk naamwoord.
B
Een manier om een bepaalde gradatie te tonen.
C
Twee vergelijkbare woorden.
D
Trappen die even hoog zijn.

Slide 11 - Quizvraag

Trappen van vergelijking:
meer =
A
vergelijkende trap
B
overtreffende trap
C
vergrotende trap

Slide 12 - Quizvraag

Je gebruikt bij de trappen van vergelijking 'als'....
A
als iemand iets minder is dan een ander
B
als iemand iets meer is dan een ander
C
als iets/mensen gelijk zijn aan elkaar

Slide 13 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
kleinst =
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 14 - Quizvraag

Uitleg sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

En dan zometeen de sleepvraag

Slide 16 - Tekstslide

stellende 
   trap
vergrotende 
trap
overtreffende 
trap
aardig
lekker
aardigst
saaier
lekkerder
liever
lekkerst
graag
meest 
fantastisch
liefst
saai
engst
vreemder
vreemd

Slide 17 - Sleepvraag

Schrijf de trappen van
vergelijking op van: leuk
timer
1:00

Slide 18 - Open vraag

Schrijf de trappen van
vergelijking op van: vast.


timer
1:00

Slide 19 - Open vraag

Uitleg

Slide 20 - Tekstslide

5

Slide 21 - Video

00:43
Wat zeg je als twee dingen gelijk zijn?
A
dan
B
als

Slide 22 - Quizvraag

00:53
Wat zeg je als twee dingen verschillend zijn?
A
dan
B
als

Slide 23 - Quizvraag

02:14
Wanneer het woordje 'zo' in de zin staat, gebruik je
A
dan
B
als

Slide 24 - Quizvraag

02:14
Wanneer je twee dingen met elkaar vergelijkt en ze zijn verschillend, gebruik je
A
als
B
dan

Slide 25 - Quizvraag

02:14
Wanneer twee dingen gelijk zijn gebruik je het woordje
A
dan
B
als

Slide 26 - Quizvraag

Wat moet je invullen?

Ik ben twee keer sneller 1) ________ zij.
Ik ben twee keer zo snel 2) _________ zij.
A
1) dan 2) dan
B
1) dan 2) als
C
1) als 2) dan
D
1) als 2) als

Slide 27 - Quizvraag

Maak op papier een duidelijk schema met de theorie van "als en dan." Maak er een foto van en upload dit hier in LessonUp. Gebruik dit bij de te maken opdrachten in Magister.

Slide 28 - Open vraag

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 29 - Quizvraag

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 30 - Quizvraag

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.
A
als
B
dan

Slide 31 - Quizvraag

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger ...... grote terreinwagens.
A
als
B
dan

Slide 32 - Quizvraag

Die cake smaakt morgen net zo goed ..... vandaag.
A
als
B
dan

Slide 33 - Quizvraag

Robbert kan veel harder lopen ...... ik.
A
als
B
dan

Slide 34 - Quizvraag

Veel leerlingen werken liever alleen ...... in een groepje.
A
als
B
dan

Slide 35 - Quizvraag

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.
A
als
B
dan

Slide 36 - Quizvraag

Werkwijze huiswerk
1) Maak de opdrachten in Magister Nieuw Nederlands 6e
Hoofdstuk 5
- Taalverzorging - Trappen van vergelijking - (KB - Vergelijken)

MAVO: opdrachten 1, 2, 2, 3, 4, 4, 5, 7 en 9.  
KADER: opdrachten 1, 1, 2, 3, 3, 4, 6 en 8. Daar mag je nog twee lessen over doen. 

Als je het spiekbriefje met theorie erbij houdt dat je tijdens de les hebt gemaakt, zou je 100% moeten kunnen halen.

2) Vervolgens sluit je deze les in LessonUp af door de slides (31, 32 en 33) te bekijken en te beantwoorden.

3) Heb je 6 of minder vragen goed in de quiz en wil je nog meer oefenen? Ga dan naar slide 34 t/m 37. 
Uitleg huiswerk

Slide 37 - Tekstslide


Maak de quiz en stuur hier door hoeveel vragen van de tien je er goed had. 

Slide 38 - Open vraag

Je hebt nu alles af van dit onderdeel. Schrijf twee dingen op die je van deze uitleg en oefeningen hebt geleerd.

Slide 39 - Open vraag

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 40 - Open vraag

Slide 41 - Video

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide