3K theme 5, grammar recap

Theme 5: 
DOWN UNDER
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Theme 5: 
DOWN UNDER

Slide 1 - Tekstslide

tegenwoordige tijd, duurvorm tegenwoordige tijd en toekomende tijd
tegenwoordige tijd (present simple)
duurvorm tegenwoordige tijd (present continuous)
toekomende tijd (future) 1
toekomende tijd (future) 2
HOE?
hele werkwoord
he/she/it: SHIT regel, s achter het werkwoord

I work every day
she works every day
am, are of is + werkwoord + ing

I am working now
she is working now
they are working now
am, are of is + going to + werkwoord

I'm going to have lunch at my grandma's.


will of shall + werkwoord

I will help you with that.

Shall I help you with that?
WANNEER?
als iets een gewoonte of een feit is, als het volgens  een schema is
als iets NU aan de gang is
als iemand iets in de toekomst (niet) van plan is

bij voorspellingen waar je bewijs voor hebt
om iets aan te bieden, bij beloftes, aankondigen en besluiten

bij voorspellingen waar je GEEN bewijs voor hebt
WOORDEN?
always, sometimes, never, every year, etc.
at the moment, now
plan, "I'm sure", I'm certain"
"I think", "probably', "I promise" 

Slide 2 - Tekstslide

kies tussen present simple, present continuous en future:

I ... now, can you come back later?
A
work
B
am working
C
am going to work
D
will work

Slide 3 - Quizvraag

kies tussen present simple, present continuous en future:

She ... always late.
A
is
B
is being
C
is going to be
D
will be

Slide 4 - Quizvraag

kies tussen present simple, present continuous en future:

I can hear the phone ringing, I ... it.
A
get
B
am getting
C
am going to get
D
will get

Slide 5 - Quizvraag

kies tussen present simple, present continuous en future:

If I don't leave in five minutes, I ... my bus.
A
miss
B
am missing
C
am going to miss
D
will miss

Slide 6 - Quizvraag

kies tussen present simple, present continuous en future:

We ... our friends at the swimming pool at 3 pm.
A
meet
B
are meeting
C
are going to meet
D
will meet

Slide 7 - Quizvraag

kies tussen present simple, present continuous en future:

Ann ... 15 next weekend.
A
turns
B
is turning
C
is going to turn
D
will turn

Slide 8 - Quizvraag

kies tussen present simple, present continuous en future:

It's a known fact that a newborn panda ... as little as a tea cup.
A
weighs
B
is weighing
C
is going to weigh
D
will weigh

Slide 9 - Quizvraag

kies tussen present simple, present continuous en future:

It's a known fact that a newborn panda ... as little as a tea cup.
A
weighs
B
is weighing
C
is going to weigh
D
will weigh

Slide 10 - Quizvraag

kies tussen present simple, present continuous en future:

Shirley and Tristan ... a film right now
A
watch
B
are watching
C
are going to watch
D
will watch

Slide 11 - Quizvraag

kies tussen present simple, present continuous en future:

Did you know that honey bees ... by dancing?
A
communicate
B
are communicating
C
are going to communicate
D
will communicate

Slide 12 - Quizvraag

kies tussen present simple, present continuous en future:

He always ... the bus to school
A
takes
B
is taking
C
are going to take
D
will take

Slide 13 - Quizvraag

AS of LIKE?
AS en LIKE betekenen allebei "zoals" of "net zoals".

AS gebruik je voor bijzinnen en samen met voorzetsels: 
  • We don't wear caps in class, as is agreed in the schoolrules.
  • As in 2019, she won the tournament.

LIKE gebruik je voor zelfstandig naamwoorden en voornaamwoorden: 
  • It smells like soap.
  • You look like your mother.

Slide 14 - Tekstslide

Much, many, lots of, a lot of, (a) little, (a) few
much
veel; gebruik je als iets niet telbaar is, bijvoorbeeld "air"
many
veel, gebruik je als iets telbaar is, bijvoorbeeld "people"
a lot of
veel, kan je altijd gebruiken
lots of
veel, kan je altijd gebruiken
a little
een beetje; gebruik je als iets niet telbaar is, bijvoorbeeld "grass"
a few
een beetje, gebruik je als iets telbaar is, bijvoorbeeld "houses"
little
weinig, gebruik je als iets niet telbaar is, bijvoorbeeld "love"
few
weinig, gebruik je als iets telbaar is, bijvoorbeeld "questions"

Slide 15 - Tekstslide

Kies het juiste antwoord:

I don't have ... time.
A
much
B
many

Slide 16 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:

We need ... matches (lucifers).
A
much
B
many

Slide 17 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:

We also need ... pans.
A
much
B
many

Slide 18 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:

Make sure you buy ... rolls of toilet paper.
A
a few
B
a little

Slide 19 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:

I only had ... money left in my wallet.
A
a few
B
a little

Slide 20 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:

... people go camping properly prepared.
A
Few
B
Little

Slide 21 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:

It takes ... trips to become a real camper.
A
a lot of
B
much

Slide 22 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:

Buy as ... items as you think we'll need.
A
many
B
much

Slide 23 - Quizvraag