Hoofdstuk 4.5: w2oorden 4.7 grammatica herhaling

Hoofdstuk 4.5: Woorden,
4.7: Grammatica:  herhaling
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4.5: Woorden,
4.7: Grammatica:  herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Woordweb

Zww en Hww?
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerkwoord
Hfdst 2.7

Slide 3 - Tekstslide

Planning
  • Wat weet je nog...?
  • Afmaken 4.5 + woorden leren  en 4.7 incl test jezelf
  • Vragen?

Slide 4 - Tekstslide

Woordvorming
In het Nederlands kun je oneindig nieuwe woorden vormen door bestaande woorden een beetje te veranderen. 

  • Een samenstelling maak je door twee of meer hele woorden samen te voegen tot een nieuw woord. Soms is een tussenklank nodig ( 's' of 'n')
  • Een afleiding maak je door een voor- of achtervoegsel aan een bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord toe te voegen. 

Slide 5 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
zelfstandig naamwoord: een woord voor een mens, dier, plant of ding.
- een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (het feest, de feesten).
- Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (het feest, het feestje).
- Je kunt er meestal een lidwoord voor zetten (het feest).
- Een naam is ook een zelfstandig naamwoord: Karin, Wellantcollege.

Slide 6 - Tekstslide

afleiding
werkwoord --> zelfstandig naamwoord
Je kan van een werkwoord en zelfstandig naamwoord maken op 2 manieren.

Manier 1: Je zet het voor het hele werkwoord.
Je kunt online naar muziek luisteren.            luisteren = ww
Het luisteren naar muziek kan online.           het luisteren = zn


Slide 7 - Tekstslide

afleiding
werkwoord --> zelfstandig naamwoord

Manier 2: gebruik een achtervoegsel.
vergaderen - de vergadering
repareren - de reparatie
proberen - het probeersel
Je ziet dat de laatste 2 werkwoorden een beetje veranderen!


Slide 8 - Tekstslide

In welke zin is het werkwoord een zelfstandig naamwoord.
A
We fietsen naar Maassluis toe.
B
We hebben de fietsen in het rek gezet.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een vragend voornaamwoord?

Slide 10 - Woordweb

1. Van een werkwoord:
  • Het + hele werkwoord; Je zet er een lidwoord voor! 
huilen – het huilen

  • Werkwoord + achtervoegsel
lopen – de loper
vergaderen – de vergadering
repareren – de reparatie 

Slide 11 - Tekstslide

2. Van twee losse woorden:
Het nieuwe zn is dan een samenstelling:
  
• bijvoeglijk naamwoord + zn
snel + de trein – de sneltrein

• zn + zn
de tuin + het huis – het tuinhuis

Slide 12 - Tekstslide

3. Van een zelfstandig naamwoord:
• zn + achtervoegsel
de baron – de barones
de echtgenoot – de echtgenote

voorvoegsel + zn
de vijand – de aartsvijand
de bekende – de onbekende

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
hard
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
valt
Het 
onhandige
meisje
op 
de
step

Slide 15 - Sleepvraag

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
Mijn 
vervelende
broer
zit
in
zijn
kamer

Slide 16 - Sleepvraag

Vragen? Zo ja, waar wil je hulp bij?

Slide 17 - Woordweb

Leren
  • Hoofdstuk 4.5: leerteksten
  • je kent de 20 woorden inclusief de betekenis
  • Hoofdstuk 4.7: de leerteksten
  • Je kunt de volgende woordsoorten benoemen: 
  • lw, zn bn, tw, vz, ww (zelfstandig en hulp (zie hfdst. 2), voornaamwoorden (pvw, vrv, awv, bvn)

Slide 18 - Tekstslide

Oefenen: 
Test jezelf
Extra: 

Slide 19 - Tekstslide

vragen
VRAGEN? 
Wat vind je nog lastig? 

Slide 20 - Tekstslide

Spreken, kijken en luisteren

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van ongeveer 25 nieuwe woorden;
  2. Je weet hoe je van een werkwoord een zelfstandig naamwoord kan maken;
  3. Je weet wat een dialoog is;
  4. Je weet hoe je een dialoog voert;
  5. Je weet hoe je informeert en overtuigt in een gesprek.

Slide 22 - Tekstslide

Week 7
M. Test jezelf paragraaf 4.5
M. Paragraaf 4.5 opdracht 1 t/m 17
M. Paragraaf 4.6 opdracht 1 t/m 14

Slide 23 - Tekstslide

Planning
  • Les 1: uitleg paragraaf 4.5 + M. test jezelf
  • les 2:  uitleg paragraaf 4.6 + zelfstandig werken + M. 4.5
  • Les 3:  zelfstandig werken + M. 4.6 + woorden leren 

Slide 24 - Tekstslide

Als één iemand praat, bijvoorbeeld een uitleg geeft. Dan noemen we dat ...
A
een monoloog
B
een dialoog

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Wat betekent informeren?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Welk record hebben Nick & Simon gevestigd?

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Waarmee overtuig je de ander van jouw standpunt?

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Overtuig ons van jouw actie met argumenten.

Slide 33 - Tekstslide

Week 7
M. Test jezelf paragraaf 4.5
M. Paragraaf 4.5 opdracht 1 t/m 17
M. Paragraaf 4.6 opdracht 1 t/m 14

Slide 34 - Tekstslide

Spreken, kijken en luisteren

Slide 35 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van ongeveer 25 nieuwe woorden;
  2. Je weet hoe je van een werkwoord een zelfstandig naamwoord kan maken;
  3. Je weet wat een dialoog is;
  4. Je weet hoe je een dialoog voert;
  5. Je weet hoe je informeert en overtuigt in een gesprek.

Slide 36 - Tekstslide

Week 7
M. Test jezelf paragraaf 4.5
M. Paragraaf 4.5 opdracht 1 t/m 17
M. Paragraaf 4.6 opdracht 1 t/m 14

Slide 37 - Tekstslide

De volgende les overtuig je ons van jouw actie met argumenten.

Slide 38 - Tekstslide

Planning
  • Les 1: uitleg paragraaf 4.5 + M. test jezelf
  • les 2:  uitleg paragraaf 4.6 + zelfstandig werken + M. 4.5
  • Les 3:  zelfstandig werken + M. 4.6 + woorden leren 

Slide 39 - Tekstslide