Taalverzorging hoofdstuk 5 Verkleinwoorden en afkortingen

Taalverzorging H5
Verkleinwoorden en afkortingen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging H5
Verkleinwoorden en afkortingen

Slide 1 - Tekstslide

Welke afkortingen ken je?

Slide 2 - Woordweb

Afkortingen 
Afkortingen schrijf je op verschillende manieren: met hoofdletters en met kleine letters, met of zonder punten.

Zo schrijf je afkortingen:
-Afkortingen van namen van bedrijven, organisaties en landen schrijf je met hoofdletters: BMW, VVD, GB, PSV, RTL, VN

- Afkortingen waarvan je de woorden altijd volledig uitspreekt, schrijf je met punten: a.u.b., bijv. 
- De meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters, zonder punten: vmbo, bh, cv, ov, pin, sms.

Slide 3 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden: van zelfstandige naamwoorden kan je verkleinwoorden maken, door er -je, -kje, -pje, -tje, of -etje erachter te zetten: hand - handje; woning - woninkje; pluim - pluimpje; broer - broertje; ring - ringetje.

Let op bij woorden die op één lange klinker eindigen: pyama - pyamaatje; café - cafeetje, auto - autootje; paraplu - parapluutje; tosti - tostietje; baby - babytje. 

Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: blad - blaadje.

Slide 4 - Tekstslide

Noteer het verkleinwoord van:
album

Slide 5 - Open vraag

Noteer het verkleinwoord van:
Kassabon

Slide 6 - Open vraag

Noteer het verkleinwoord van:
Volumeknop

Slide 7 - Open vraag

Noteer het verkleinwoord van:
Berghelling

Slide 8 - Open vraag

Kort op de juiste manier af:
in plaats van

Slide 9 - Open vraag

Kort op de juiste manier af:
per persoon

Slide 10 - Open vraag

Kort op de juiste manier af:
In combinatie met

Slide 11 - Open vraag

Maken taalverzorging H5
Verkleinwoorden en afkortingen
Startopdracht en opdracht 1 t/m 5

Slide 12 - Tekstslide