H4 Thema 5 Basisstof 5 Neurale regulatie

Thema 5 Basisstof 5

Impulsgeleiding
HAVO4
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 Basisstof 5

Impulsgeleiding
HAVO4

Slide 1 - Tekstslide

Sleep ieder onderdeel naar de juiste plek.
Axon
Dendriet
Cellichaam
Synaps
Myelineschede

Slide 2 - Sleepvraag

Hoe wordt een impuls doorgegeven tussen twee zenuwcellen?
A
Via hormonen die binden aan receptoren
B
Via een elektrisch signaal
C
Via neurotransmitters die binden aan receptoren
D
Via eiwitten op de celmembraan

Slide 3 - Quizvraag

Leerdoelen
  1. Je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt 
  2. Je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt

Slide 4 - Tekstslide

Leestijd
Lezen blz. 44 - 46

  • Rustpotentiaal
  • Impulsgeleiding 


timer
7:00

Slide 5 - Tekstslide

Bekijk onderstaande uitleg

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Depolarisatie
Repolarisatie
Prikkeldrempel
Rustpotentiaal
Hyperpolarisatie
-70 mV
-50 mV
+30 mV
-75 mV

Slide 13 - Sleepvraag

Hyperpolarisatie:
K+poorten sluiten (te) langzaam,  extra K+ naar buiten, Na+ poorten dicht
Repolarisatie (herstelfase):
Na+poorten dicht  /  K+poorten gaan open  /  K+ kan naar buiten.
Depolarisatie (actiefase):
Door stimulering openen extra Na+poorten (K+poorten blijven dicht) Na+ gaat naar binnen.
Drempelwaarde:
Stimulus doet Na+ poorten open - depolarisatie  (K+ poorten dicht).
Rustfase:
Na+ en Ka+ poorten gesloten.
1
2
3
4
5

Slide 14 - Sleepvraag

Impulsgeleiding
  • Vindt plaats door ionkanalen:
  1. Natrium-kanaal 
  2. Kalium-kanaal
  3. Natrium-kalium pomp

Slide 16 - Tekstslide

Rustpotentiaal
  • Potentiaal = Elektrische lading die staat op het membraan 
  • De lading komt tot stand door de verdeling van ionen binnen en buiten de cel 
  • Binnenin de cel bevinden zich minder ionen met een positieve lading en zijn er ook nog ionen met een negatieve lading
  • De rustpotentiaal is daarom negatief -> -70 miliVolt (mV)

Slide 17 - Tekstslide

Een zenuwcel in rust
  • Buiten de cel veel natrium
  • In de cel veel kalium 
  • De kanalen staan dicht
  • De concentraties kalium en natrium worden in stand gehouden door de natrium-kalium pomp
  • Rustpotentiaal = -70 miliVolt (mV)

Slide 18 - Tekstslide

Impulsgeleiding
  • Een impuls in een zenuwcel begint als er
    neurotransmitters binden aan de receptor
    in de synaptische spleet
  • Dit leidt tot het 1 voor 1 opengaan van de ionkanalen
  • Het opengaan van ionkanalen zorgt voor transport
    van positief geladen ion over het membraan waardoor
    het potentiaal van het membraan veranderd.
  • Iedere zenuwcel heeft een drempelwaarde: Als de potentiaal hoger wordt dan -50 mV ontstaat er een impuls
  • De afbeelding rechts laat zien wat er gebeurt met het membraanpotentiaal zodra een impuls plaatsvindt. 

Slide 19 - Tekstslide

Een impuls stap 1:
rustfase
  • De zenuwcel is in rust
  • Het natriumkanaal en het kaliumkanaal zijn allebei dicht
  • Potentiaal = -70 mV

Slide 20 - Tekstslide

Een impuls stap 2:
depolarisatie
  • Zodra de zenuwcel wordt geprikkeld door het binden van neurotransmitters gaan de natriumkanalen eerst open
  • Natrium gaat van buiten de cel naar binnen
  • Hierdoor stijgt de membraanpotentiaal

Slide 21 - Tekstslide

Een impuls stap 3:
repolarisatie
  • Zodra het membraanpotentiaal over de 0 gaat gaan de kaliumkanalen open
  • Kalium gaat van binnen de cel naar buiten, hierdoor daalt de membraanpotentiaal weer
  • Het natriumkanaal gaat weer dicht

Slide 22 - Tekstslide

Een impuls stap 4:
hyporpolarisatie
  • Het kaliumkanaal sluit langzaam t.o.v. het natriumkanaal, daardoor daalt de potentiaal tijdelijk onder de -70 mV naar -90 mV

Slide 23 - Tekstslide

Een impuls stap 5:
rustfase
  • Uiteindelijk sluiten ook de kaliumkanalen weer en is het rustpotentiaal weer hersteld

Slide 24 - Tekstslide

Na de impuls
  • Na de impuls is er veel kalium de cel uit gegaan en veel natrium de cel ingegaan
  • Het normale evenwicht is andersom 
  • De natrium-kaliumpomp hersteld het normale evenwicht door kalium de cel in te pompen en natrium uit

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de verdeling van ionen binnen en buiten de cel voordat een impuls plaats heeft gevonden?
A
Veel kalium buiten de cel en veel natrium binnen de cel
B
Veel natrium buiten de cel en veel kalium binnen de cel
C
Veel natrium en kalium buiten de cel en veel negatieve ionen binnen de cel
D
Veel natrium en kalium binnen de cel en veel negatieve ionen buiten de cel

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de verdeling van ionen nadat een impuls net heeft plaatsgevonden?
A
Veel natrium binnen de cel en veel kalium buiten de cel
B
Veel kalium in de cel en veel natrium buiten de cel
C
Veel kalium en natrium binnen de cel
D
Veel natrium en kalium buiten de cel

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Sleepvraag

Leestijd
Lezen blz. 47 - 48
  • Impulssterkte en impulsfrequentie 
  • Impulsgeleiding in een
    ongemyeliniseerde uitloper
  • Sprongsgewijze impulsgeleiding

  • Afbeelding 41, 42, 43
timer
5:00

Slide 29 - Tekstslide

Impulssterkte en impulsfrequentie
  • Of een impuls wordt doorgegeven of niet is afhankelijk van de impulssterkte en frequentie
  • Bij een zwakke prikkel wordt de -50 mV drempelwaarde niet behaald en blijven de meeste ionkanalen dicht. De impuls wordt dus niet doorgegeven
  • Hoe grootte van het verschil in membraanpotentiaal is de impulssterkte 
  • Het aantal impulsen achter elkaar is de impulsfrequentie

Slide 30 - Tekstslide

Impulsfrequentie
  • Je lichaam vertaalt prikkels naar impulsen. Hoe sterker de prikkel is hoe meer impulsen er worden gegenereerd
  • Bijvoorbeeld: Een heel hard geluid = heel veel impulsen per seconde. Een zacht geluid = een paar impulsen per sconde

Slide 31 - Tekstslide

Het nut van een myelineschede
  • Impulsen worden geleid door het opengaan
    van ionkanalen
  • Ionkanalen reageren op de elektrische lading 
  • Als op plaats P de ionkanalen opengaan
    ontstaat er een impuls
  • Het opengaan zorgt voor een verandering in
    elektrische lading op plaats Q
  • Hierdoor gaan op plaats Q de ionkanalen open
  • Op deze manier wordt een impuls stapsgewijs
    doorgegeven over het hele axon

Slide 32 - Tekstslide

Het nut van een myelineschede
  • Stapsgewijze impulsgeleiding is echter best wel traag
  • Myelineschedes (cellen van Schwann) zorgen ervoor dat een impuls sprongsgewijs kan worden doorgegeven
  • Hierdoor wordt de impulsgeleiding veel sneller (50x zo snel)

Slide 33 - Tekstslide

In welke situatie is de
prikkelsterkte het grootst?
A
Een meisje loopt langs en je ruikt vaag de geur van haar parfum
B
Je loopt langs de bakker en ruikt sterk de geur van versgebakken broodjes
C
De prikkelsterkte is bij voorbeeld A en B gelijk

Slide 34 - Quizvraag

In welke situatie is de
impulssterkte het grootst?
A
Een meisje loopt langs en je ruikt vaag de geur van haar parfum
B
Je loopt langs de bakker en ruikt sterk de geur van versgebakken broodjes
C
De impulssterkte is bij voorbeeld A en B gelijk

Slide 35 - Quizvraag

In welke situatie is de
impulsfrequentie het grootst?
A
Een meisje loopt langs en je ruikt vaag de geur van haar parfum
B
Je loopt langs de bakker en ruikt sterk de geur van versgebakken broodjes
C
De impulsfrequentie is bij voorbeeld A en B gelijk

Slide 36 - Quizvraag

Bij mensen met MS (multipele sclerose) zijn de myelinescheden van axonen beschadigd.
Daardoor verloopt de impulsgeleiding veel langzamer.
Leg dit uit.

Slide 37 - Open vraag

Wat betekent gewenning wanneer we praten over medicijnen, drugs en/of alcohol?
A
Je begint het steeds fijner te vinden.
B
Je gaat het steeds normaler vinden.
C
Je zenuwstelsel reageert niet meer zoals het hoort.
D
Je hebt steeds meer nodig om hetzelfde effect te bereiken.

Slide 38 - Quizvraag

Effect drugs, medicijnen en gif
Neurotransmitters kunnen stimulerend of remmend effect op een proces hebben
Drugs / pijnstillers / gif werken in op dit systeem!

Voorbeelden:
  • XTC: serotonine "dump"
  • Morfine: concurrentie op pijnreceptoreiwitten
  • Botuline: acetylcholine wordt niet vrijgegeven
    → geen spierspanning

Verslaving: Impulsoverdracht gebeurt niet / minder zonder de stof
Gewenning: steeds meer van de stof nodig om hetzelfde effect te bereiken

Slide 39 - Tekstslide

Huiswerk

Bestudeer Basisstof 5

Maak  t/m opdracht 61

Slide 40 - Tekstslide