Het gouden ei les 3: fictie, realisme, genres, mening, argumenten, thema, motieven, moraal

Nederlands
Fictie: toegepast op 
'Het gouden ei'
Les 3 Rundervoort


1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Fictie: toegepast op 
'Het gouden ei'
Les 3 Rundervoort


Slide 1 - Tekstslide

Thema & Motieven
  • Thema: verhalen gaan ergens over. Ze hebben een diepere bedoeling.  In één verhaal kunnen meerdere thema's voorkomen. In Harry Potter is het thema bijvoorbeeld tovenarij,  vriendschap en vooroordelen (dreuzels/halfbloedjes)..

  • Verhaalmotieven: worden ook wel bouwstenen van een tekst genoemd. Het zijn verhaalonderdelen zoals: situaties, locaties, voorwerpen, uitspraken, gedachten en relaties. Bijvoorbeeld de naam 'Voldemort' en de uitspraak 'halfbloedjes'  in Harry Potter.

  • Leidmotief: woorden, zinnen of concrete voorwerpen die vaker (letterlijk) terugkomen in een verhaal en de lezer een bepaalde kant opsturen. Bijvoorbeeld de toverstaf van Harry Potter. Iedere keer dat hij een toverstaf pakt, weet je dat hij gaat heksen/toveren.

Slide 2 - Tekstslide

Welke thema's zijn van toepassing op het gouden ei?
A
Liefde en dood
B
Vakantie en moord
C
Romantiek en actie
D
Woede en verderf

Slide 3 - Quizvraag

Wat zou een (leid)motief kunnen zijn in het gouden ei?
A
Tankstation
B
Gouden ei
C
Auto
D
gevoelens

Slide 4 - Quizvraag

Moraal
  • Moraal van een verhaal
  • Een moraal is een wijze les. 
  • De schrijver wil iets zeggen over wat goed of fout is en hoe mensen zouden moeten leven of met een situatie zouden moeten omgaan.
  • Het verhaal van Harry Potter leert de lezers bijvoorbeeld om geen oordeel te vellen en open te staan voor anderen. 

Slide 5 - Tekstslide

Fictie & non-fictie
  • Non-fictie -> verhalen over de werkelijkheid, met feiten over (echte) mensen en (echte) gebeurtenissen. De schrijver heeft het niet bedacht/verzonnen. Bijv.: een krantenbericht, een biografie (boek over een bekendheid zoals Johan Cruijff), een schoolboek.
  • Fictie -> verzonnen verhalen over gebeurtenissen en mensen, die bedacht zijn door de schrijver. Bijv.: een leesboek, een stripverhaal, een film, gedicht.


    Slide 6 - Tekstslide

    Realistisch & Niet-realistisch
    • Realisme -> In hoeverre kan een verzonnen verhaal wel of niet echt gebeuren? 
    • Realistisch -> Een schrijver verzint mensen en gebeurtenissen die erg lijken op de werkelijkheid, die echt zouden kunnen gebeuren.
    • Niet-realistisch / onrealistisch -> Een schrijver verzint een verhaal met mensen en gebeurtenissen, die in werkelijkheid niet kunnen gebeuren.

    Slide 7 - Tekstslide

    Realistisch & Niet-realistisch
    • Realismelijn -> Elk verhaal kun je ergens plaatsen op de realismelijn:
    • Heel realistisch – een beetje realistisch – niet-realistisch

    • Hoe realistisch is een verhaal? -> Hoe realistisch een verhaal is, wordt bepaald door de beschrijving van: tijd, omgeving, personages, gesprekken, gedachten, problemen, bezigheden, gebeurtenissen, de afloop.

    Slide 8 - Tekstslide

    Mening & Argumenten
    • Beoordelingswoorden -> Je mening geef je door beoordelingswoorden te noemen.
    • (spannend, mooi, verdrietig, interessant, verrassend, saai, etc.)

    • Argumenten -> Je beoordelingswoorden onderbouw je met argumenten. Je legt hiermee uit waarom je het boek spannend, interessant of anders vond. Je kunt hierbij ook nog verwijzen naar een fragment uit het boek om je argumenten extra te ondersteunen.

    Slide 9 - Tekstslide

    Mening & Argumenten
    • Emotieve argumenten: je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven wat een verhaal met je doet (emotie).  Bijvoorbeeld: maakt me vrolijk - spannend - vol vaart - ontroerend - beklemmend)
    • Realistische argumenten: je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven in hoeverre jij een verhaal realistisch vindt.   Bijvoorbeeld: geloofwaardig - herkenbaar - bedacht - origineel. 
    • Morele argumenten: je gebruikt beoordelingswoorden die iets zeggen over de keuzes die de personages maken of over de boodschap die de schrijver wil uitdragen. Bijvoorbeeld: goed voorbeeld - keur ik af - asociaal - rechtvaardig - betrokken.

    Slide 10 - Tekstslide

    Aan de slag!
    • Bekijk de Genres op de volgende pagina's. Welk genre past bij het gouden ei?
    • Een genre is een categorie waaronder een literair stuk (boek) of bijvoorbeeld een film valt.
    • Beantwoord daarna de vragen.

    Slide 11 - Tekstslide

    Detective
    Een verhaal waarin een speurder probeert te achterhalen wie een misdrijf heeft gepleegd.

    Slide 12 - Tekstslide

    Thriller
    Een spannend verhaal waarin de hoofdpersoon in een levensbedreigende situatie terechtkomt. 


    Slide 13 - Tekstslide

    Fantasy
    Een verhaal met fantasiewezens in een fantasiewereld.

    Slide 14 - Tekstslide

    Science fiction
    Een toekomstverhaal (vaak in de ruimte/ruimtevaart of nieuwe technieken).

    Slide 15 - Tekstslide

    Dystopische roman
    Een verhaal over een wereld die door rampen of dictatuur bijna niet meer leefbaar is.
    - toekomst
    - dystopie vs. utopie

    Slide 16 - Tekstslide

    Ontwikkelingsroman
    Een verhaal over het volwassen worden van een (jonge) hoofdpersoon.
    - coming on age

    Slide 17 - Tekstslide

    Psychologische roman
    Een verhaal waarin de nadruk ligt op de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon (meer dan op de gebeurtenissen).

    Slide 18 - Tekstslide

    Reisverhaal
    Een verhaal waarin een verslag wordt gegeven van een reis
    (vaak non-fictie).

    Slide 19 - Tekstslide

    Avonturenroman
    In een avonturenroman speelt 'een held' de hoofdrol. Er gebeuren allerlei spannende dingen en daar gaat het om in dit boek.

    Slide 20 - Tekstslide

    Historische roman
    Een verhaal waarin een belangrijke gebeurtenis (of gebeurtenissen) een belangrijke rol spelen.

    Slide 21 - Tekstslide

    Oorlogsroman
    Een verhaal dat zich afspeelt in een oorlog (voornamelijk Tweede Wereldoorlog).

    Slide 22 - Tekstslide

    Geëngageerde roman
    Een verhaal waarin eigentijdse problemen in onze samenleving aan bod komen.

    Slide 23 - Tekstslide

    Andere culturen
    Boeken over onbekende landen, volken of streken. Je maakt kennis met mensen die op een totaal andere manier leven.

    Slide 24 - Tekstslide

    Volksverhalen
    • Sprookje
    • Mythe: verhalen die antwoord geven op de raadsels van het leven (Griekse mythe)
    • Sage: verhalen over dappere helden uit oude tijden
    • Legende: godsdienstig verhaal rond Christus, Maria of andere heilige figuren (Efteling)

    Slide 25 - Tekstslide

    Noem drie beoordelingswoorden, leg ook uit waarom dit beoordelingswoorden zijn.

    Slide 26 - Open vraag

    Wat zijn emotieve argumenten?

    Slide 27 - Open vraag

    Wat is er met Saskia gebeurd? Is je mening veranderd t.o.v. de vorige keer?

    Slide 28 - Open vraag

    Wat weet je van Raymond Lemorne?

    Slide 29 - Open vraag

    Wat vind je van Raymond Lemorne?

    Slide 30 - Open vraag

    Zouden Rex en Lemorne iets met elkaar te maken kunnen hebben? Waarom wel/niet?

    Slide 31 - Open vraag

    Wat vind je tot nu toe van het verhaal? Waarom?

    Slide 32 - Open vraag

    Welke vragen roept deel 3 bij je op?

    Slide 33 - Open vraag

    Wat is het thema('s) van Het gouden ei?

    Slide 34 - Open vraag

    Wat zou een motief kunnen zijn in Het gouden ei?

    Slide 35 - Open vraag


    Raymond Lemorne heeft Saskia ontvoerd. Noteer stapsgewijs hoe hij tot die ontvoering komt. Geef bij elke stap aan:
    A. hoe deze stap (min of meer) logisch voortkomt uit Lemornes gedachtegang.
    B. of je vindt dat deze stap (min of meer) logisch voortkomt vanuit je eigen gedachtegang.

    Slide 36 - Open vraag

    Kun jij je inleven in Lermone? Waarom wel/niet?

    Slide 37 - Open vraag