Het gouden ei les 5: fictie, realisme, genres, mening, argumenten, thema, motieven, moraal

Nederlands
Fictie: toegepast op 'het gouden ei'
Les 5
HAVO/VWO 3

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Fictie: toegepast op 'het gouden ei'
Les 5
HAVO/VWO 3

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
... ken je een aantal literaire begrippen die te maken hebben met het thema, motieven, moraal, realisme, (non-)fictie, mening, argumenten en genres. 

... heb je hoofdstuk 3 van Het gouden ei gelezen. Hierbij heb je de begrippen die je tot nu toe hebt geleerd (inclusief die van deze les) verwerkt in de opdrachten. 

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les ...


... heb je de begrippen die je tot nu toe hebt geleerd toegepast op hoofdstuk 1 en 2 van Het gouden ei.

Slide 4 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...

... ken je een aantal literaire begrippen die te maken hebben met het thema, motieven, moraal, realisme, (non-)fictie, mening, argumenten en genres

... heb je hoofdstuk 3 van Het gouden ei gelezen. Hierbij heb je de begrippen die je tot nu toe hebt geleerd (inclusief die van deze les) verwerkt in de opdrachten. 

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees de theorie op de volgende slides. Houd deze in je achterhoofd bij het lezen (daarna)!

  • Thema, motieven, moraal
  • Fictie, realisme
  • Mening en (soorten) argumenten
  • Genres


Slide 6 - Tekstslide

Thema & Motieven
  • Thema Verhalen gaan ergens over. Ze hebben een diepere bedoeling.  In één verhaal kunnen meerdere thema's voorkomen.

  • Verhaalmotieven Gebeurtenissen, gevoelens, situaties, onderwerpen die vaker terugkomen in een verhaal.  

  • Leidmotief Woorden of zinnen of concrete voorwerpen die vaker (letterlijk) terugkomen in een verhaal. 

Slide 7 - Tekstslide

Moraal
  • Moraal
Een wijze les. De schrijver wil iets zeggen over wat goed of fout is en hoe mensen zouden moeten leven.  

Slide 8 - Tekstslide

Fictie & non-fictie

  • Fictie Verzonnen verhalen over gebeurtenissen en mensen, die bedacht zijn door de schrijver (leesboek, stripverhaal, film, gedicht).

  • Non-fictieVerhalen over de werkelijkheid, met feiten over (echte) mensen en (echte) gebeurtenissen. De schrijver heeft het niet bedacht/verzonnen. Het is echt gebeurd (krantenbericht, journaal) of geeft informatie (schoolboek).

Slide 9 - Tekstslide

Realistisch & Niet-realistisch
  • Realisme In hoeverre kan een verzonnen verhaal wel of niet echt gebeuren? 

  • Realistisch Een schrijver verzint mensen en gebeurtenissen die erg lijken op de werkelijkheid, die echt zouden kunnen gebeuren.

  • Niet-realistisch / onrealistisch Een schrijver verzint een verhaal met mensen en gebeurtenissen, die in werkelijkheid niet kunnen gebeuren.

Slide 10 - Tekstslide

Realistisch & Niet-realistisch

  • Realismelijn Elk verhaal kun je ergens plaatsen op de realismelijn.
Heel realistisch – een beetje realistisch – niet-realistisch

  • Hoe realistisch is een verhaal? Hoe realistisch een verhaal is, wordt bepaald door de beschrijving van: tijd, omgeving, personages, gesprekken, gedachten, problemen, bezigheden, gebeurtenissen, de afloop.

Slide 11 - Tekstslide

Mening & Argumenten

  • Beoordelingswoorden Je mening geef je door beoordelingswoorden te noemen.
(spannend, mooi, verdrietig, interessant, verrassend, etc.)

  • Argumenten Je beoordelingswoorden onderbouw je met argumenten. Je legt hiermee uit waarom je het boek spannend, interessant of anders vond. Je kunt hierbij ook nog verwijzen naar een fragment uit het boek om je argumenten extra te ondersteunen.

Slide 12 - Tekstslide

Mening & Argumenten

  • Emotieve argumenten Je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven wat een verhaal met je doet (emotie). (maakt me vrolijk - spannend - vol vaart - ontroerend - beklemmend)

  • Realistische argumenten Je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven in hoeverre jij een verhaal realistisch vindt. (geloofwaardig - herkenbaar - bedacht - origineel) 

  • Morele argumenten Je gebruikt beoordelingswoorden die iets zeggen over de keuzes die de personages maken of over de boodschap die de schrijver wil uitdragen. (Goed voorbeeld - keur ik af - asociaal - rechtvaardig - betrokken)

Slide 13 - Tekstslide

Detective
Een verhaal waarin een speurder probeert te achterhalen wie een misdrijf heeft gepleegd.

Slide 14 - Tekstslide

Thriller
Een spannend verhaal waarin de hoofdpersoon in een levensbedreigende situatie terechtkomt. 


Slide 15 - Tekstslide

Fantasy
Een verhaal met fantasiewezens in een fantasiewereld.

Slide 16 - Tekstslide

Science fiction
Een toekomstverhaal (vaak in de ruimte/ruimtevaart of nieuwe technieken).

Slide 17 - Tekstslide

Dystopische roman
Een verhaal over een wereld die door rampen of dictatuur bijna niet meer leefbaar is.
- toekomst
- dystopie vs. utopie

Slide 18 - Tekstslide

Ontwikkelingsroman
Een verhaal over het volwassen worden van een (jonge) hoofdpersoon.
- coming of age

Slide 19 - Tekstslide

Psychologische roman
Een verhaal waarin de nadruk ligt op de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon (meer dan op de gebeurtenissen).

Slide 20 - Tekstslide

Reisverhaal
Een verhaal waarin een verslag wordt gegeven van een reis
(vaak non-fictie).

Slide 21 - Tekstslide

Avonturenroman
In een avonturenroman speelt 'een held' de hoofdrol. Er gebeuren allerlei spannende dingen en daar gaat het om in dit boek.

Slide 22 - Tekstslide

Historische roman
Een verhaal waarin een belangrijke gebeurtenis (of gebeurtenissen) een belangrijke rol spelen.

Slide 23 - Tekstslide

Oorlogsroman
Een verhaal dat zich afspeelt in een oorlog (voornamelijk Tweede Wereldoorlog).

Slide 24 - Tekstslide

Geëngageerde roman
Een verhaal waarin eigentijdse problemen in onze samenleving aan bod komen.

Slide 25 - Tekstslide

Andere culturen
Boeken over onbekende landen, volken of streken. Je maakt kennis met mensen die op een totaal andere manier leven.

Slide 26 - Tekstslide

Volksverhalen
  • Sprookje
  • Mythe: verhalen die antwoord geven op de raadsels van het leven (Griekse mythe)
  • Sage: verhalen over dappere helden uit oude tijden
  • Legende: godsdienstig verhaal rond Christus, Maria of andere heilige figuren (Efteling)

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees nu hoofdstuk 3 van het gouden ei en maak daarna de opdrachten.

Houd bij het beantwoorden de theorie uit deze les (en uit de vorige lessen) in je achterhoofd.

Slide 28 - Tekstslide

Noem drie beoordelingswoorden, leg ook uit waarom dit beoordelingswoorden zijn.

Slide 29 - Open vraag

Wat zijn emotie argumenten?

Slide 30 - Open vraag

Wat is er met Saskia gebeurd? Is je mening veranderd t.o.v. de vorige keer?

Slide 31 - Open vraag

Wat weet je van Raymond Lemorne?

Slide 32 - Open vraag

Wat vind je van Raymond Lemorne?

Slide 33 - Open vraag

Zouden Rex en Lemorne iets met elkaar te maken kunnen hebben? Waarom wel/niet?

Slide 34 - Open vraag

Wat vind je tot nu toe van het verhaal? Waarom?

Slide 35 - Open vraag

Wat vind je mooi aan het verhaal tot nu toe? Leg uit.

Slide 36 - Open vraag

Wat vind je saai aan het verhaal tot nu toe? Leg uit.

Slide 37 - Open vraag

Welke vragen roept deel 3 bij je op?

Slide 38 - Open vraag

Wat is het thema('s) van Het gouden ei?

Slide 39 - Open vraag

Wat zou een motief kunnen zijn in Het gouden ei?

Slide 40 - Open vraag


Raymond Lemorne heeft Saskia ontvoerd. Noteer stapsgewijs hoe hij tot die ontvoering komt. Geef bij elke stap aan:
A. hoe deze stap (min of meer) logisch voortkomt uit Lemornes gedachtegang.
B. of je vindt dat deze stap (min of meer) logisch voortkomt vanuit je eigen gedachtegang.

Slide 41 - Open vraag

Kun jij je inleven in Lermone? Waarom wel/niet?

Slide 42 - Open vraag

Huiswerk
Lees dan deel 4 en 5 van Het gouden ei.

Slide 43 - Tekstslide