Week 2 2a les 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Get your notebook and your pen.

Hoe was jouw vakantie?

1. Wie heeft kerst gevierd?

2. Wie is er naar het buitenland geweest?

3. Wie heeft er vuurwerk afgestoken?

4. Wie heeft iets superleuks gedaan en wil hier iets over vertellen?

5. Wie is er zenuwachtig voor de toetsweek?

Schedule

1. Grammatica instructie + oefening
2. Praktische opdracht afmaken + vragen stellen over opdracht.
3. Wat moet je leren voor de toets + huiswerk

Goals:

Ik weet wanneer ik have to, must en should moet gebruiken in een zin.

Ik weet wat ik moet leren en inleveren volgende week.

Wat verwacht ik van jou?

1. Steek je hand op 
2. Fluisteren
3. Notities maken
4. Je best doen

Grammar instruction

Let op!

We gaan beginnen. 

1. Much / many / a lot of / (a) little / (a) few 

2. adjectives vs. adverbs

3. voorzetsels

4. present simple

Must/ have to/ should

Waarom?

1. Verplichtingen

2. Advies

Regels

	Positief	Negatief
I / you / we / they	1. have to 2. should 3. must	1. don't have to 2. shouldn't 3. mustn't
he / she /it (shit)	1. has to	1. doesn't have to

Wanneer wat?

	Wanneer?	Voorbeelden
Shoud	advies (niet verplicht)	You should eat more vegetables.
have to / has to	wanneer iets gedaan moet worden	We have to wear a school uniform at this school.
must	wanneer iets moet of de spreker een sterk advies geeft	You must be on time.

Practice

1. My mother says I (must / have to / should) clean my room every week.

2. You (must / have to / should) visit New York one day. It’s very beautiful.

3. You (must / have to / should) complete the assignment on time.

Answers

1. My mother says I have to clean my room every week.

2. You should visit New York one day. It’s very beautiful. 

3. You must complete the assignment on time.

Samenvatting

1. Denk na goed na. Wanneer kunnen we de woorden: have to, must en should gebruiken in een zin?

2. Schrijf jouw antwoord op in je schrift.

3. Klaar? Wat is het beste om in dit gat in te vullen? Kies uit: have to, must of should. 

She ___________ not walk home alone.

Schedule

1. Grammatica instructie + oefening
2. Praktische opdracht afmaken + vragen stellen over opdracht.
3. Wat moet je leren voor de toets + huiswerk

Goals:

Ik weet wanneer ik have to, must en should moet gebruiken in een zin.

Ik weet wat ik moet leren en inleveren volgende week.

Informatie Praktische opdracht

Deadline? Woensdag 18 januari.

Hoe ver zijn jullie? 

Wat moet je inleveren? Script + video.

Waar moet je alles inleveren? TEAMS of mail.

Zijn er nog vragen?

Aan de slag!

1. Pak je computer en script er bij.

2. Vraag aan de persoon naast je om feedback te geven of verbeter jouw opdracht zelf. 

3. Verbeter jouw tekst. 

Goede feedback:

1. Verbeter taalfouten.

2. Klopt de zin?

3. Staat alles in het script (woorden, grammatica etc?)

Schedule

1. Grammatica instructie + oefening
2. Praktische opdracht afmaken + vragen stellen over opdracht.
3. Wat moet je leren voor de toets + huiswerk

Goals:

Ik weet wanneer ik have to, must en should moet gebruiken in een zin.

Ik weet wat ik moet leren en inleveren volgende week.

Leren voor toets (staat op SOM)

Woorden op Quizlet -> https://quizlet.com/class/3463402/ (volledig op TEAMS)

Unit 2 – lesson 4: Cooking & Kitchen

Unit 3 – lesson 3: arts & crafts

Unit 5 – lesson 4: DIY

Unit 6 – lesson 2: Technology & science

Grammatica:

• Much / many / a lot of / (a) little / (a) few
  
• must / have to / should
  
• adjectives vs. adverbs
  
• voorzetsels
  
• present simple herhaling 

Huiswerk

Maken: Unit 6.2: ex. 1,2, 3,4,8,9,10 + Proeftoets.

Leren: Vocab list 1,2,3,4

Inleveren: script + video op woensdag 18 januari.