Week 2 - Introductie Bestuurs- en Staatsrecht - deel 2

Bestuurs- en Staatsrecht 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
RechtMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Bestuurs- en Staatsrecht 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Bestuursrecht

Slide 3 - Woordweb

Bestuursrecht 
Valt onder het publiekrecht. Regelt dus de juridische verhouding tussen burgers/rechtspersonen en de overheid. Overheid heeft daarnaast exclusieve bevoegdheden (die burgers dus niet hebben). 

Beschrijft hoe de overheid haar bestuurstaak moet uitoefenen. Belangrijk is dat daarmee het algemeen belang wordt behartigd. Denk aan: dijken aanleggen, studiefinanciering verlenen, belasting heffen, etc. 

Rechtsbronnen zijn: Algemene wet Bestuursrecht en bijzondere wetten.

Slide 4 - Tekstslide

Wat staat in het bestuursrecht centraal?



A
besluiten van burgers
B
besluiten van burgers en overheid
C
besluiten van de overheid

Slide 5 - Quizvraag

Bedenk zelf eens een voorbeeld waarin de overheid een bestuursrechtelijk besluit neemt dat op jou van toepassing is.

Slide 6 - Open vraag

Trias Politica 
Scheiding der machten (van Montesquieu): 
  • wetgevende taak: het maken van nieuwe wetten.
  • uitvoerende taak: besturen, door wetten uit te voeren en te zorgen voor een geordende samenleving.
  • rechtsprekende taak: door onafhankelijke rechters.
Doel: machtsevenwicht. De macht wordt verdeeld. Dit leidt tot meer vrijheid en rechtszekerheid voor burgers. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide


De overheid in Nederland bestaat uit verschillende instanties. Om deze instanties te kunnen ordenen, worden deze instanties ingedeeld op basis van de taak die ze vervullen. Welke taak hoort hier niet tussen?
A
wetgevende taak
B
uitvoerende taak,
C
waarnemende taak
D
rechtsprekende macht

Slide 10 - Quizvraag

Wie voeren op provinciaal en gemeentelijk niveau de wetgevende taak uit?

Slide 11 - Open vraag

In Nederland is de leer der machtenscheiding niet volledig doorgevoerd. Er is een orgaan dat zowel een rol heeft in de wetgevende macht als in de uitvoerende (besturende macht). Welk orgaan is dit?

Slide 12 - Open vraag

Legaliteits- en specialiteitsbeginsel I
Om grenzen te stellen aan de exclusieve bevoegdheden van de overheid kennen we de volgende beginselen: 
  • legaliteitsbeginsel: er moet een wettelijke grondslag zijn voor het handelen van de overheid. Dit is belangrijk omdat: 
              het zorgt voor rechtszekerheid voor burgers.
              er door rechters aan de wet kan worden getoetst.

Slide 13 - Tekstslide

Legaliteits- en specialiteitsbeginsel II
  • specialiteitsbeginsel: de overheid mag haar bevoegdheid alleen gebruiken voor het specifieke doel waarvoor ze die bevoegdheid heeft gekregen. 
             Bijvoorbeeld: wanneer een vergunning wordt aangevraagd, mag deze alleen geweigerd worden op basis van de in de wet opgesomde weigeringsgronden. De overheid mag dus niet zomaar aanvullende eisen stellen!

Slide 14 - Tekstslide

In welk artikel van de Participatiewet is opgenomen dat het college van B en W het recht op bijstand verleent?
A
art. 25
B
art. 39
C
art. 43
D
art. 52

Slide 15 - Quizvraag

Sikke de Vries wil een serre aan zijn huis bouwen. Het college van B en W van de gemeente Landgraaf verleent Sikke een omgevingsvergunning om de serre te bouwen. Op grond van welke bepaling in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het college van B en W bevoegd over deze aanvraag te beslissen?

Slide 16 - Open vraag

Algemeen bestuursrecht 
In het algemene bestuursrecht zijn de algemene regels te vinden, die gelden voor alle verschillende bestuurstaken van de overheid. 

De belangrijkste bron van het algemene bestuursrecht is de Algemene Wet Bestuursrecht!

Slide 17 - Tekstslide

De algemene Wet Bestuursrecht (Awb)
De Awb is een aanbouwwet. Dat houdt in dat deze in delen, zogeheten 'tranches', is ingevoerd. De eerste twee tranches zijn in 1994 ingevoerd. De vierde tranche in 2009. 

Grofweg bestaat de Awb uit twee delen: 
  • H1 t/m 4 - besluitvormingsrecht 
  • H6 t/m 8 - bestuursprocesrecht/rechtsbescherming 

Slide 18 - Tekstslide

De algemene Wet Bestuursrecht
Een aantal belangrijke kenmerken van de Awb zijn: 
  • Bestaat uit 11 hoofdstukken, die weer zijn onderverdeeld in afdelingen (zie de inhoudsopgave van de Awb in je wettenbundel!) 

  • Heeft een gelaagde structuur: van algemeen naar  bijzonder. 

Slide 19 - Tekstslide

In het algemeen bestuursrecht vind je regels die gelden voor specifieke bestuurstaken. Deze stelling is:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Bijzonder bestuursrecht 
Het bijzonder bestuursrecht richt zich op specifieke onderdelen, waarvoor ook specifieke wet- en regelgeving wordt opgesteld. Denk aan de: 
             Vreemdelingenwet, Drank- en horecawet, Wegenverkeerswet, etc. 

De algemene procedureregels staan in de Awb. In een bijzondere wet kan daarvan worden afgeweken. Denk bijvoorbeeld aan de beslistermijn voor de behandeling van de aanvraag van een verblijfsvergunning (90 dagen t.o.v. normale beslistermijn uit de Awb van 8 weken). 

Slide 21 - Tekstslide

Wetgeving in het bestuursrecht
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen: 
  • Wet in formele zin (door wie?): gemaakt door de hoogste wetgever, namelijk de regering én de Staten Generaal (1e en 2e kamer). Er wordt dan ook gesproken van 'wet' in de wettenbundel. 

  • Wet in materiële zin (voor wie?): heeft algemene werking. Geldt in principe voor iedereen. Dit kan een wet in formele zin zijn, maar ook andere wet- en regelgeving (gemaakt door lagere wetgevers). 

Slide 22 - Tekstslide

Soorten wetten
                                                                                                wet in formele zin                   

                                                                                A;       Al deze wetten zijn 
                                                                                 n       wetten in materiële 
                                                                                           zin! 

Slide 23 - Tekstslide

Wie zijn de makers van een wet in formele zin?
A
Regering en 2e kamer
B
1e en 2e kamer
C
Staten-Generaal
D
Regering en Staten Generaal

Slide 24 - Quizvraag

Rangorde I
Om te bepalen welke wet voorrang heeft op de ander, zijn er drie voorrangsregels: 
  • Hogere wetgeving gaat voor lagere wetgeving
  • Nieuw gaat voor oud
  • Bijzonder gaat voor algemeen

Om te weten welke wet hoger is, kijk je naar het volgende.... 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Volgende les 
  • Hoofdstuk 2 - de belangrijkste spelers in het bestuursrecht

Slide 27 - Tekstslide