taalles familie en vrienden

Taalles 23-3-2020

Wat gaan we deze les doen?

Jullie leren:
- nieuwe woorden over het thema familie en vrienden

- over namen van familie 
- dictee

- lezen

- luisteren

- huiswerk: klankgebaren oefenen

de

vader

het gezin

de vriend

de jongen

de man

Wat koop je in een schoenenwinkel?

laarzen 

sandalen

sloffen

schoenen

sneakers

De woorden uit de vorige oefening zijn:

de vriend

het gezin

de vader

de jongen 

de vriend

Tekst

de vrouw

het meisje

de vriendin

de baby

de geboorte

Wat koop je bij de bakker?

wit brood

bruin brood

ronde broodjes

puntbroodjes

krentenbrood

taart

Welke woorden heb je nu geleerd?

het meisje

de baby

de geboorte

de vriendin

de vrouw

Wat koop je bij de bakker?

wit brood

bruin brood

ronde broodjes

puntbroodjes

krentenbrood

taart

Welke woorden heb je nu geleerd?

   het meisje             de vriend

       de baby                  het gezin  

de geboorte        de vader

de vriendin         de jongen

          de vrouw                 de vriend      

schrijven

schrijf alle woorden netjes    in je schrift

maak een foto van je schrift

welke woorden ken je
nog meer over "familie"?

Maak een zin met het volgende woord:
de vader

Maak een zin met het volgende woord:
het meisje

Maak een zin met het volgende woord:
de baby

Wat koop je in een snackbar?

frikandel

kroket

bamischijf

nasibal

friet

schrijf 5 zinnen met de nieuwe woorden.

geef elke zin een nummer

1.

2.

3.

4.

5.

Te makkelijk?

Vind je 5 zinnen te makkelijk? Maak er dan 10!

Schrijf de zin hier op of maak een foto van je 5 (of 10) zinnen

dictee
je hoort 5 zinnen
schrijf de zinnen op
klik hier

lezen

Lees de tekst 3x. zodat je het goed begrijpt.

lees deze tekst  3x zodat je het goed begrijpt

Over wie gaat het verhaaltje?

Tekst

de hole

struikelen

midgetgolven

de pleister

de baan 

Wat doet Leon NIET als Vera is gevallen?

1. Hij koopt twee ijsjes
2. Hij troost Vera
3. Hij haalt een pleister
4. Hij haalt een zakdoek

Op regel 7 is 1 woord weg.
Welk woord kan hier staan?

1. bankje
2. huis
3. golfbal
4. ijsje

Zoek 4 werkwoorden (iets wat je doet, bijvoorbeeld "lopen") in de tekst en schrijf ze op.

Luisteren

Uitleg

Luister naar het lied. Welke woorden hoor je?

Na het lied komen vragen. Kies het goede antwoord.

Welk woord hoor je in het lied?

1. papa
2. mama
3. tante
4. oom

Welk woord hoor je in het lied?

1. zus
2. tante
3. broer
4. oom

Welk woord hoor je in het lied?

1. tante
2. moeder
3. zus
4. opa

Welk woord hoor je in het lied?

1. opa
2. neef
3. oma
4. nicht

Heb je nog andere woordjes gehoord? Schrijf ze hier op.

huiswerkopdracht

Oefen de gebaren.

volgende week krijg je opdrachten

met de gebaren!

Succes!