Werkwoordspelling pvvt/vd/od

Programma (2 lesuren)
1) Stil lezen!!!!
Boek uit: dinsdag 8 maart a.s.
2) Huiswerkopdracht bespreken
3) Theorie andere werkwoordsvormen: voltooid en onvoltooid deelwoord
5) Opdrachten
6) Huiswerk
7) Brieven Klassenpost inleveren en enveloppen schrijven
8) exitticket invullen

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma (2 lesuren)
1) Stil lezen!!!!
Boek uit: dinsdag 8 maart a.s.
2) Huiswerkopdracht bespreken
3) Theorie andere werkwoordsvormen: voltooid en onvoltooid deelwoord
5) Opdrachten
6) Huiswerk
7) Brieven Klassenpost inleveren en enveloppen schrijven
8) exitticket invullen

Slide 1 - Tekstslide

Bespreken online huiswerkopdracht
Opdracht 2, blz. 97





sterke werkwoorden
1 was
3 vroeg
5 sliep
6 leek
7 zocht
8 trof aan
14 deed
16 bleef

zwakke werkwoorden
2 wilde
4 adviseerde
9 klopte aan
10 vertelde
11 biggelden
12 overlaadde
13 moedigde aan
15 speelde
18 acteerde
19 rondvertelde

Slide 2 - Tekstslide

Zweren heeft twee betekenissen en verschillende verleden tijden, namelijk: 1) zweerde/zwoor en 2) zwoer
Wat is het verschil in betekenis tussen 1 en 2?

Slide 3 - Open vraag

Scheppen heeft twee betekenissen en verschillende verleden tijden, namelijk: 1) schiep en 2) schepte
Wat is het verschil in betekenis tussen 1 en 2?

Slide 4 - Open vraag

Keuze:
Zo meteen worden het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord uitgelegd. Als je bij de instaptoets minimaal een 6 had, mag je kiezen wat je gaat doen:
1) Je doet mee met de uitleg en de oefeningen, OF
2) Je gaat vast beginnen aan de opdrachten/het huiswerk:
 online opdrachten van Spelling (werkwoordspelling!) H4 over de voltooide en onvoltooide deelwoorden
Als je voor 2 kiest, steek je je vinger op en dan krijg je een kaartvan de docent.

Slide 5 - Tekstslide

Andere werkwoordsvormen
Tot nu toe hebben we alleen de persoonsvorm (tegenwoordige tijd en verleden tijd) besproken.
Als je moet bepalen met welke werkwoordsvorm je te maken hebt, kijk je eerst of het werkwoord een persoonsvorm is. Dat kun je checken door de zin in een andere tijd te zetten. 
Als het betreffende werkwoord geen persoonsvorm is, dan kan het een voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord, infinitief of gebiedende wijs zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden houden zich dus niet aan regels, zoals de zwakke. Je moet dus leren/weten wat de verleden tijd en het voltooid deelwoord is. Het voordeel is wel dat je ze schrijft, zoals je ze hoort (zo kort en eenvoudig mogelijk) en dat je door het woord langer te maken, weet of je een -d of -t aan het eind moet schrijven!
Persoonsvorm?
pvtt:
stam
stam+t
hele ww
pvvt:
stam+
de/te
stam +
den/ten

't ex-kofschip
volt.dw
-langer maken
-d/t

't ex-
kofschip
onv. dw

hele ww. + d
inf.

hele
ww.
geb.
wijs

stam
JA
NEE
bijvoeglijk naamw.
zo kort mogelijk

Slide 7 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
Gespeeld, gelachen, gewassen, gedeeld: dit zijn voltooid deelwoorden. 
  • Het voltooid deelwoord geeft vaak aan dat een handeling is afgerond.
  • In de zin staat ook altijd een hulpwerkwoord, zoals worden, hebben, zijn:
Het wordt gedeeld, wij hebben gespeeld, jij bent gewassen.
  • Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt vaak op -en
gelopen, gelezen, gebogen 
  • Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op -d of -t
  • Het voltooid deelwoord begint vaak met 'ge-' (of be-,ver-, ont- enz.)

Slide 8 - Tekstslide

-d of -t?
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op -d of -t. Hoe bepaal je dat:
  1. Maak het woord langer (gepoetstE, gebeurdE) dan hoor je het.
  2. Of gebruik de het trucje met 't ex-kofschip

(Dit trucje kan je ook gebruiken bij de persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden, omdat je daar ook moet kiezen uit d of t)

Slide 9 - Tekstslide


bouwen
A
gebouwt
B
gebouwd

Slide 10 - Quizvraag


durven
A
gedurft
B
gedurfd

Slide 11 - Quizvraag


wensen
A
gewenst
B
gewensd

Slide 12 - Quizvraag


verhuizen
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 13 - Quizvraag

Het onvoltooid deelwoord
spelend, groeiend, lachend: dit zijn onvoltooid deelwoorden.
  • Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat iets nog bezig is.
  • Je schrijft het onvoltooid deelwoord altijd als hele werkwoord + d

Slide 14 - Tekstslide


gewandeld =
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 15 - Quizvraag


fietsend =
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 16 - Quizvraag


telefonerend
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 17 - Quizvraag


gebakken
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 18 - Quizvraag

Maak de voltooid deelwoorden van:
bevriezen, veranderen, trouwen
(Vind je het moeilijk? Maak dan deze zin af: Ik ben...)

Slide 19 - Open vraag

Maak de onvoltooid deelwoorden van:
kijken, gapen, hikken

Slide 20 - Open vraag

Maken/huiswerk
Maak de online opdrachten van Spelling (werkwoordspelling!) H4 over de voltooide en onvoltooide deelwoorden.

Hier mag je straks mee verder gaan als je je Klassenpostbrief hebt ingeleverd en de enveloppe hebt geschreven.
De laatste minuten van de les vul je een exitticket in!


Slide 21 - Tekstslide